Huisstof zou voor bijna 90 procent bestaan uit je eigen huidschilders. Maar dat klopt helemaal niet, zegt Ronald Veldhuizen.
De kachel mag weer aan. De eerste keer ruik je het: de gloeiende radiator doet al het stof opdwarrelen dat zich daar gestaag het afgelopen halfjaar heeft kunnen opstapelen. Over de ingrediënten van al dat stof kun je mensen van alles wijsmaken, want het spul zelf ziet er vrij nietszeggend uit. Wat pluis en korrels, veel meer valt er niet van te maken. Volgens een veelgehoord wistjedatje zou huisstof voor zo’n 80 tot 90 procent bestaan uit – schrik niet – je eigen huidschilfers. Of die van je huisgenoten. Maar dat blijkt helemaal niet waar te zijn.
Spiksplinternieuwe huid
Jammer, want het is typisch zo’n weetje dat mij best geloofwaardig had geleken. Zeker als je bedenkt dat onze huid in een spectaculair hoog tempo slijt. Continu maken dode huidcellen plaats voor nieuwe: na een luttele twee tot vier weken heb je een spiksplinternieuwe buitenlaag. In die tijd verstrooien we miljarden oude huidschilfers, bij elkaar zo’n 50 gram. Het bewijs ligt letterlijk voor het oprapen: wie over zijn hoofd krabt of een trui uitdoet, lanceert zichtbaar duizenden vlokjes huid de lucht in.
Toch zijn die miljarden huidcellen niet talrijk genoeg om een huis met stof te vullen. Al in 1973 constateerde de Britse fysioloog R.P. Clark dat slechts 1 procent van het huis- en kantoorstof uit menselijke huidcellen bestaat. Een nieuwere studie, uitgevoerd in Deense kantoren en huizen, trof zo’n 4 procent mensenrestjes aan in stof, inclusief haren overigens. De schattingen wisselen weleens per locatie, maar echt veel huidkadavers vind je eigenlijk nooit in huisstof.
Huisstofmijt
Valt mee, hè – ware het niet dat die andere 90 procent aan dat stof ook niet bepaald fris is. Naast weinig verontrustende textielpluisjes uit kleding en tapijt bevat huisstof insectenresten, huid van dieren als vogels, muizen en ander gespuis, en bodem- en plantenresten. Het meest onsmakelijk is misschien wel de spinachtige huisstofmijt. Die leeft voornamelijk in onze hoofdkussens en matrassen. Enige troost is dat hij onze gore huidschilfers opruimt. Ha.
Deze column verscheen eerder in KIJK 11/2017.
Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Bestel dan hier ons nieuwste nummer. Abonnee worden? Dat kan hier!