Is de behandeling die een arts voor zichzelf kiest dezelfde behandeling die hij patiënten aanraadt? Je zou zeggen van wel, maar Amerikaans onderzoek laat zien dat dit niet zo is.
In dit onderzoek werd 940 artsen gevraagd een behandelkeuze te maken. De helft deed dit voor zichzelf, de andere helft moest een aanbeveling doen voor een patiënt.
De keuze was relatief gemakkelijk; er waren namelijk maar twee opties. In een van de scenario’s (het ging om colonkanker) had optie A bijvoorbeeld 80 procent kans van slagen, 16 procent kans op mislukken en 4 procent kans te slagen met complicaties. Optie B daarentegen slaagde in 80 procent van de gevallen en mislukte bij 20 procent. Het verschil tussen de twee behandelingen zat hem dus in de kans op complicaties.
En juist die complicaties bleken hét verschil te maken. Artsen kozen voor zichzelf namelijk vaker optie B, met een grotere kans op mislukken maar zonder complicaties, terwijl ze voor patiënten optie A, met risico op complicaties, kozen. Dit verschil was niet gigantisch, maar bij het bovenstaande scenario werd optie B toch door 38 procent van de artsen gekozen voor zichzelf, terwijl slechts 25 procent van de artsen deze optie aan patiënten zou aanraden.
Dit betekent overigens niet dat artsen voor patiënten een betere of slechtere keuze maken, maar het maakt wel duidelijk dat de psychologische processen achter zo’n keuze anders zijn afhankelijk van of je voor jezelf kiest of voor iemand anders. De eigen voorkeur (bijvoorbeeld hoe vervelend je het vindt als er complicaties optreden) speelt daarbij een grote rol. Het is dus goed als een arts jouw voorkeur – en niet zijn eigen – meeneemt bij zijn aanbeveling.
Bronnen: The Wall Street Journal