Naar aanleiding van de beschuldigingen rondom Michael Jackson snijdt Ronald Veldhuizen een gevoelig onderwerp aan. Of beter gezegd: de hardnekkige psychologische mythe dat iemand die in zijn jeugd misbruikt en mishandeld is zich vroeg of laat zelf ook aan kinderen zal vergrijpen.
We moeten het even over Michael Jackson hebben. Heel even. De documentaire over zijn vermeende kindermisbruik sloeg in als een meteoriet, en de naschokken beven al een tijdje door. Een standbeeld van de King of Pop bij een Nederlandse McDonald’s moest weg. Albert Heijn overwoog openlijk zijn muziek uit de supermarkt te verbannen. Ik zou wel gek zijn om een oordeel te vellen over de beschuldigingen.
Cyclus
Maar rondom kindermisbruikers, en ook Jackson, hangt wél een hardnekkige psychologische mythe. Namelijk dat mensen later in hun leven anderen precies datgene aandoen wat ze zelf als kind is aangedaan. Dus: wie zich aan kinderen vergrijpt, zal als kind óók wel misbruikt of mishandeld zijn. Dat past bij Jackson, want zijn vader bezorgde hem een ellendige jeugd. En warempel, als volwassene liet Michael Jackson bij zijn Neverland-ranch een pretpark bouwen en ging hij raar met kinderen om. Iets met verloren jeugd en daarna zelf de jeugd van anderen stelen, aldus de commentaren online. Een cyclus, zeg maar.
Maar zo simpel ligt het niet. Sinds wetenschappers op zoek zijn naar bewijs voor zo’n cyclus, zien ze een gemengd plaatje. Zo ploos de criminoloog Anna Stewart de gegevens na van ruim 38.000 Australische mannen en hield ze bij wie als kind werd misbruikt, wie niet en wie zelf later kinderen misbruikte. Wat bleek: Stewart zag dat daders vroeger weliswaar iets vaker een heftigere jeugd hadden gehad, maar een cyclus van misbruik vroeger naar misbruik later was er niet.
Stempel opplakken
Preciezer: slechts 3 procent van de mannen die in hun jeugd was misbruikt, beging later dezelfde misdaad. En de doorsnee kindermisbruiker is eveneens vrijwel nooit een typisch misbruikslachtoffer geweest: van de mannen die voor dat vergrijp veroordeeld waren, bleek een kleine 4 procent vroeger misbruikt te zijn. Bij ruim 90 procent van de daders komt het misbruik dus ergens anders vandaan, en dat is een getal dat ook in andere studies opduikt.
Dat we daders toch gauw een stempel van misbruikslachtoffer opplakken, komt – denk ik – doordat we bij dit soort beangstigende zaken een beetje houvast zoeken. Dan is zo’n sluitende verklaring wel zo geruststellend. En misschien wel juist als het om een dierbaar popidool gaat.
Deze column verscheen eerder in KIJK 7/2019.
Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!