Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Maakten de oorspronkelijke bewoners van Amerika er echt een gewoonte van om hun vijanden van hoofdhuid en haardos te ontdoen, of is dat slechts een wijdverspreide mythe?
Iedereen die het gruwelijke meesterwerk The Revenant heeft gezien, herinnert zich ongetwijfeld het personage John Fitzgerald (gespeeld door Tom Hardy). Hij is de grote booswicht van de film, want hij pleegt twee moorden en laat de door een beer toegetakelde Hugh Glass (Leonardo DiCaprio) meer dood dan levend in de wildernis achter. Je zou Fitzgerald een getekend mens kunnen noemen. Letterlijk zelfs, aangezien bijna de helft van zijn schedel uit littekenweefsel bestaat. Indianen hebben ooit een poging gedaan om hem te scalperen. “Het voelde alsof mijn hoofd binnenstebuiten werd gekeerd”, zegt hij tegen een jonge metgezel.
Lees ook:
Scalperen: mythe?
Nu is The Revenant ondanks al zijn kwaliteiten een Hollywood-productie waarin uiteraard niet alles voor de volle honderd procent klopt. Dus kunnen we de vraag stellen: maakten indianen er echt een gewoonte van om hun vijanden van hoofdhuid en haardos te ontdoen, of is dat slechts een wijdverspreide mythe? En om maar meteen het antwoord te geven: ja, indianen scalpeerden, en niet zo’n beetje ook.
De Europeanen die in de loop van de zestiende eeuw Noord-Amerika begonnen te verkennen, maakten in hun verslagen vrijwel allemaal melding van de indiaanse praktijk om bij overwonnen vijanden de hoofdhuid los te snijden van de schedel. Vaak gebeurde dat “met stukken riet die scherper zijn dan een mes van metaal”.
Trofee
Een dergelijke trofee diende natuurlijk als een bewijs van moed. Daarnaast had het scalperen een symbolische functie: het zou je controle geven over de ziel van het slachtoffer, ook als dat in leven bleef (wat regelmatig voorkwam).
In de jaren zeventig van de vorige eeuw dook de theorie op dat dit barbaarse gebruik niet inheems was, maar dat de indianen het hadden overgenomen van de Europeanen. De Amerikaanse historicus James Axtell heeft uitvoerig aangetoond dat dit een fabeltje is. Hij wijst op de enorme verscheidenheid aan rituelen en tradities rond het scalperen. Die kunnen de indianen nooit binnen een betrekkelijk korte tijd van de Europeanen hebben ‘geleerd’. Ook kennen veel indiaanse talen specifieke uitdrukkingen die met het scalperen te maken hebben. Een van die talen heeft bijvoorbeeld aparte woorden voor een scalp die al genomen is en eentje die nog genomen moet worden. Verder is er onomstotelijk archeologisch bewijsmateriaal: in massagraven die van ver voor de komst van de ‘bleekgezichten’ dateren, zijn schedels aangetroffen die sporen van scalperen vertonen.
Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Mail hem naar info@kijkmagazine.nl.
Tekst: Leo Polak