Brand in de bodemlaag van dode takken en bladeren, die grotendeels ondergronds woedt. De voortplanting gaat traag, maar bestrijding is lastig doordat de brandhaard moeilijk bereikbaar is. Het vuur neemt zo wel de brandstof weg, waardoor dit soort branden toekomstige heftige vuurzeeën kunnen voorkomen.

Brand in de onderste vegetatielaag van een bos, zoals gras, struiken en laaghangende takken. ‘Loopt’ met de windrichting mee. Loopvuur kan zich ontwikkelen tot kroonvuur als er genoeg zogeheten brandstofladders van takken zijn waarlangs het zich omhoog kan werken. Brandbestrijding lukt beter dan bij grondvuur en kroonvuur.

De toppen of kronen van de bomen vatten vlam en steken elkaar aan. Vooral naaldbomen branden makkelijk, zeker bij harde wind (hoe meer wind, hoe meer zuurstof er wordt aangevoerd). Kroonvuur is zo snel dat je erdoor kunt worden verrast en ingesloten. Uiteraard moeilijk te bestrijden door de brandweer.