Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Het ene dier valt na een giftige slangenbeet dood neer, terwijl het andere vrolijk door huppelt. Waar komt dat door? Masterstudenten van de Universiteit Leiden zochten het uit.
Voor sommige dieren is een giftige schorpioen een delicatesse, terwijl andere dieren bij aanraking met een druppel gif dood neervallen. Masterstudenten Roel Wouters en Jory van Thiel van de Universiteit Leiden zochten uit hoe dat gigantische verschil ontstaan is. Ze schakelden daarbij ook de hulp in van andere biologen, waaronder Freek Vonk. Hun onderzoek is nu gepubliceerd in het wetenschappelijke blad Biological Reviews.
Lees ook:
- Prachtige slangensoort ontdekt in Paraguay
- ‘Ik wil slangen uit het verdomhoekje halen’
- Slangen schieten gif om (menselijke) vijanden op afstand te houden
Resistentie
Sommige diersoorten hebben in de loop van de evolutie een goede weerstand opgebouwd tegen de giftige stoffen die slangen, schorpioenen en andere dieren gebruiken om zichzelf te verdedigen of hun prooi te belemmeren. En het interessante is: bij diergroepen die totaal niet aan elkaar verwant zijn, zijn die genetische aanpassingen op precies dezelfde manier gegaan. Dat heet convergente evolutie.
Een belangrijke factor voor de opbouw van weerstand is het belang ervan. Daarnaast moet het zo kunnen gebeuren dat het de andere lichamelijke processen niet in de weg zit. Als je lichaam het gif weet af te weren, maar als daarmee ook de functie van de spieren verslechtert, heb je er niet veel aan.
Voor mensen zou die evolutionaire verandering niet supernuttig zijn. Slangenbeten zijn immers niet onze grootste doodsoorzaak. Vooral dieren die een groot risico lopen om door een giftig dier gepakt te worden passen zich aan. Maar ook dieren die graag een giftige slang op het menu hebben staan, maken deze veranderingen in hun lichaam door.
Weerstand
Maar weerstand opbouwen is niet de enige manier om je te beschermen tegen giftige dieren. De secretarisvogel bijvoorbeeld is een slangenetende vogel met lange poten, waardoor de afstand van de slang tot zijn lichaam groot is. Daarnaast wordt hij beschermd door zijn dikke verenpak en weet hij zijn prooi met zijn sterke klauwen op afstand te houden of zelfs op te peuzelen. Maar een resistentie tegen cobra-alfa-neurotoxines, die onder andere bij cobra’s en mamba’s veel voorkomen, heeft hij niet.
Dat verbaasde Roel Wouters enorm, vertelt hij. “Je zou verwachten dat deze vogels wel resistentie ontwikkeld hebben. Toch blijkt dit niet zo te zijn. We denken dat dit te maken heeft met hun gedrag en anatomie. Ze weten slangenbeten te voorkomen en daardoor hoefden ze geen resistentie ontwikkelen.”
Implicaties
Het onderzoek heeft twee belangrijke implicaties, zeggen Van Thiel en Wouters. “Het is een fascinerend voorbeeld van de manier waarop evolutionaire processen te kopiëren zijn.” Maar daarnaast heeft het onderzoek ook een maatschappelijke implicatie. “Jaarlijks sterven miljoenen mensen door giftige spinnen, slangen, schorpioenen, et cetera. Als we begrijpen hoe dieren in de natuur manieren hebben ontwikkeld om met potentieel dodelijke vergiftigingen om te gaan, kunnen we dit mogelijk in de toekomst toepassen als behandeling.”
Bronnen: Biological Reviews, Universiteit Leiden
Beeld: Dick Daniels / Wikimedia Commons