Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er in het verzet ook veel vrouwen actief. KIJK noemt enkele verzetsstrijders die iedereen zou moeten kennen.
Zo’n 78 jaar geleden kwam er een einde aan een van de heftigste periodes in de geschiedenis van de mensheid: de Tweede Wereldoorlog. Tijdens deze oorlog was er sprake van weerzinwekkende wreedheid, maar ook van ongelofelijke moed. Zo stelden verzetsstrijders hun leven in de waagschaal om Joodse kinderen te smokkelen, onderduikers te verbergen, boodschappen door te geven en aanslagen te beramen.
Lees ook: Drie vragen over de Tweede Wereldoorlog beantwoord
Vanwege de veiligheid zijn er destijds weinig van dat soort heldendaden gedocumenteerd. Maar de verhalen die wel bekend zijn, gaan vaak over mannen, met Erik Hazelhoff Roelfzema – de Soldaat van Oranje – als beroemdste voorbeeld. En dat terwijl ook zoveel verzetsvrouwen hun leven tijdens de Tweede Wereldoorlog op het spel hebben gezet. Deze dappere vrouwen moeten op z’n minst in het collectief geheugen staan.
Zijn vrouwelijke verzetsstrijders een zeldzaamheid?
Het korte antwoord is nee. Verzetsvrouwen waren er wel degelijk en ze hebben een heel belangrijke rol gespeeld in het verzet. Niet alleen ondersteunend door boodschappen door te geven en persoonsbewijzen rond te brengen, hoewel ook dat werk van onschatbare waarde is geweest. Ze redden ook kinderen, spioneerden, vervalsten documenten, infiltreerden, en legden eigenhandig NSB’ers om. De reden dat verzetsvrouwen lange tijd onderbelicht bleven, komt doordat veel historici (voornamelijk mannen) ze buiten de geschiedenisboeken hielden. Dat zegt Marjan Schwegman, die negen jaar lang directeur van het NIOD was, in een interview met Trouw. Na de oorlog legden de mannelijke verzetsstrijders hun memoires vast, terwijl de vrouwen alweer snel de rol van echtgenote en moeder op zich namen. Gelukkig zijn het aantal studies naar en biografieën over verzetsvrouwen de laatste jaren flink toegenomen.
Hannie Schaft (1920-1945) en de zusjes Oversteegen
De bekendste verzetsvrouw van Nederland is Hannie Schaft, bijgenaamd het meisje met het rode haar. De in Haarlem geboren Jannetje Johanna Schaft groeit op in een socialistisch gezin. Na het behalen van haar diploma aan de hogereburgerschool in 1937 besluit ze volkenrecht te gaan studeren in Amsterdam, en wordt ze lid van de Amsterdamse Vrouwelijke Studentenvereeniging. Daar raakt ze bevriend met enkele Joodse medestudenten.
Inmiddels is de Tweede Wereldoorlog uitgebroken en zijn de Duitsers Nederland binnengevallen. Hannie raakt al snel betrokken bij het verzet; ze steelt persoonsbewijzen voor (Joodse) onderduikers en werkt als koerier. Ondertussen blijft ze nog enkele jaren studeren aan de Universiteit van Amsterdam totdat ze in 1943 de loyaliteitsverklaring weigert te ondertekenen. En wie niet tekent, mag geen college meer volgen.
Kort erna sluit de roodharige verzetsvrouw zich aan bij de Raad van Verzet. Samen met de zussen Freddie (1925-2018) en Truus Oversteegen (1923-2016) pleegt ze verschillende aanslagen op nazi’s, collaborateurs en landverraders.
Op 21 maart 1945 versperren Duitsers aan de Jan Gijzenkade in Haarlem Hannie de weg en arresteren haar; ze droeg immers illegale bladen en een wapen bij zich. Pas op het politiebureau ontdekken de Duitsers met wie ze van doen hebben. Drie weken voor het einde van de oorlog wordt de verzetsstrijder gefusilleerd in de duinen van Bloemendaal, ondanks dat er een akkoord was tussen de bezetters en de Binnenlandse Strijdkrachten om geen vrouwen te executeren.
Truus had nog tevergeefs geprobeerd haar vriendin te bevrijden. Ze was in de veronderstelling dat Hannie aan de Weteringschans in Amsterdam zat opgesloten, en ging er verkleed als Duitse verpleegster naartoe waar ze een verhaal hield dat Hannie mee moest voor medisch onderzoek. Maar eenmaal daar kwam Truus erachter dat de verzetsvrouw al die tijd in het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg had gezeten, en inmiddels was geëxecuteerd.
Miep Gies (1909-2010)
Hermine Santrouschitz groeit op in een Oostenrijks arbeidersgezin. Ze is pas vijf als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. Na afloop raakt de jonge Hermine door voedselschaarste ernstig ondervoed. Op elfjarige leeftijd wordt ze in het kader van een landelijke actie geadopteerd door een Nederlandse familie uit Leiden, die haar Miep noemde. In die tijd raakt Miep zo gehecht aan haar pleeggezin dat ze besluit er te blijven.
Op 24-jarige leeftijd vindt Miep werk bij Opekta, een bedrijf dat Otto Frank leidt, de vader van Anne. Enkele jaren later leert ze Jan Gies kennen met wie ze trouwt in 1941. Een jaar later benadert Otto het echtpaar met de vraag of het hem van eten en nieuws kan voorzien terwijl hij met zijn gezin onderduikt voor de Duitsers. Hiermee gaan Miep en Jan akkoord en samen met anderen, waaronder Bep Voskuijl, vormen ze enkele jaren de steun en toeverlaat van de familie Frank en nog meer Joodse onderduikers in het Achterhuis.
Toch kan het echtpaar Gies niet voorkomen dat de Duitsers de schuilplaats vinden. Op 4 augustus 1944 vallen Nederlandse agenten, onder aanvoering van SS-Hauptscharführer Karl Josef Silberbauer, onverwachts het Achterhuis binnen en arresteren de acht onderduikers. Voordat de schuilplaats door de autoriteiten wordt ontruimd, weten Miep en Bep Voskuijl de dagboeken van Anne te redden. Ze bewaren de schriften in hun bureaula – in de hoop ze ooit weer aan Anne terug te kunnen geven.
Begin juni 1945, als Nederland weer een vrij land is, staat Otto Frank voor de deur van de ‘Giesen’. Hij vraagt om onderdak en blijft uiteindelijk zeven jaar bij Jan en Miep wonen. Als halverwege juli duidelijk wordt dat Anne het concentratiekamp Bergen-Belsen niet heeft overleefd, overhandigt Miep haar dagboeken aan Otto. Die zorgt ervoor dat de boeken in 1947 worden gepubliceerd. Pas dan leest Miep de geschriften van Anne. Ze zegt erover: “Ik was blij dat ik het boek niet meteen na de arrestatie gelezen had, (…) toen het iedere dag in mijn bureaula lag. Had ik dat wel gedaan, dan had ik het moeten verbranden, omdat het te gevaarlijk was voor de mensen over wie Anne schreef.”
Truus (1921-1943) en Trui van Lier (1914-2002)
Als iemand het clichébeeld van een verzetsvrouw – een koerierster in lange, zwierige rok die per fiets berichten aan het verzet bezorgt – onderuit haalt, is het Truus van Lier wel. Op klaarlichte dag schoot zij op 3 september 1943 Gerard Kerlen, hoofdcommissaris van de politie en NSB-topstuk, dood om vervolgens snel weg te fietsen naar het station van Utrecht zodat ze daar haar revolver in een kluisje op kon bergen.
Truus, dochter van een Joodse vader, groeit op in Utrecht in een welgesteld en liberaal gezin. Vlak nadat de Duitsers Nederland zijn binnengevallen, begint ze haar studie rechten aan de Universiteit Utrecht. Daar wordt ze lid van de Utrechtsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging. Kort erop sluit ze zich aan bij de Amsterdamse studentenverzetsgroep CS-6, die verantwoordelijk is geweest voor meerdere liquidaties.
Voordat Truus Gerard Kerlen doodschoot, wist ze te infiltreren in de NSB en de Werhmacht in Amersfoort, nam ze stiekem foto’s van het vliegveld Soesterberg die ze doorspeelde aan het verzet, en vervoerde ze illegale blaadjes en wapens. Tot slot begeleidde ze Joodse onderduikers naar hun schuilplaats.
De bevrijding van Nederland heeft Truus niet mogen meemaken, want enkele weken na de dood van hoofdcommissaris Kerlen wordt ze opgepakt en naar concentratiekamp Sachsenhausen gebracht. Daar wordt Truus op 27 oktober 1943 gefusilleerd.
Haar nicht Trui van Lier heeft de oorlog wel overleefd. Haar verzetswerk behelst de Kindjeshaven, een kindertehuis in Utrecht dat ze in november 1940 opricht en waarin ze samen met Jet Berdenis van Berlekom zeker 150 Joodse kinderen uit handen van de Duitsers weet te houden. Nadat Truus was geëxecuteerd, voelde Trui zich genoodzaakt te stoppen met Kindjeshaven; Jet bleef hier aan het werk tot februari 1945. Trui heeft na de oorlog altijd last gehouden van haar verzetswerk, zo was ze erg angstig. Ze overleed in 2002 op 88-jarige leeftijd.
Jacoba van Tongeren (1903-1967)
De op West-Java geboren Jacoba van Tongeren wist met de door haar opgerichte Groep 2000, een verzetsgroep die schuiladressen, voedselbonnen en persoonsbewijzen voor onderduikers regelde, duizenden levens te redden. Haar vader Hermannus, die ook een belangrijke rol speelde in de oprichting van Groep 2000, had haar geleerd nooit echte namen te gebruiken. En daarom codeerde Jacoba haar achternaam tot ‘2000’: 20 stond voor de letter T, de twintigste letter van het alfabet. En 00 verwees naar het feit dat zij de oprichter van de verzetsgroep was. Dankzij haar codenaam bleef ze onder de radar van de Duitsers.
Groep 2000 bestond uit zo’n 150 leden die elkaar enkel bij nummer en dus niet bij naam kenden. Ook de onderlinge correspondentie van de 2000-leden was gecodeerd, en alleen Jacoba en een ander persoon wisten het sleutelwoord. In maart 1945 viel het complete gecodeerde systeem in handen van de Duitsers, maar die slaagden er nooit in de code te ontcijferen.
Tussen 1940 en 1945 zorgden de verzetsstrijders van Groep 2000 voor maar liefst 4500 onderduikers via het distribueren van geroofde voedselbonnen. Van Tongeren had een speciaal vest laten maken waarmee ze ongezien vijfduizend voedselbonnen kon vervoeren. Droeg ze het vest, gevuld en al, dan leek ze op een zwangere vrouw. Het leverde haar de bijnaam Bonnenkoningin op.
Het heeft jaren geduurd voordat bekend werd dat Jacoba de oprichter was van Groep 2000. Dat komt deels door het anonieme karakter van de verzetsgroep, maar ook zeker door het feit dat ze een vrouw was en haar rol in het verzet lange tijd werd ontkend. Zo rekende historicus Loe de Jong in zijn standaardwerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog het helpen van onderduikers tot verzet in de ‘huiselijke kring’. En dat stond los van het ‘echte verzet’. “Verzetsvrouwen zijn in De Jongs werk vrijwel afwezig, omdat hij, als typische man van zijn tijd, bijvoorbeeld niet de zorg voor onderduikers meerekent”, schrijft Marjan Schwegman in een lezing in 2015.
Na de oorlog werd Jacoba bedlegerig door de uitputting van jaren verzet en door een terugkerende streptokokkeninfectie. In 1967 overleed de heldin na een lang ziekbed.
Sophie Scholl (1921-1943)
Tekst: André Kesseler
Als burgemeestersdochter in het Zuid-Duitse Forchtenberg had Sophie Scholl een vrij zorgeloze jeugd. Ze werd liberaal-christelijk opgevoed en toen Hitler eenmaal aan de macht was, ging ze, net als de meeste meisjes, inclusief haar drie zusters, naar de Bund Deutscher Mädel (BDM). De twee broers waren lid van de Hitlerjugend. Toch was de familie Scholl zeker niet pro-nazi. Vader en zoon Hans lieten zich vaak kritisch uit over Hitler en zijn politiek. Naarmate ze ouder werd, nam ook de onvrede bij Sophie toe. Bijvoorbeeld toen twee Joodse vriendinnen door de strenge rassenwetten van de nazi’s niet bij de BDM mochten. Of toen ze op haar kop kreeg omdat ze voor wilde lezen uit het Buch der Lieder van de Joodse dichter Heinrich Heine.
Nadat ze zes maanden als een soort dienstplicht in een metaalfabriek in Ulm had gewerkt, schreef Sophie zich in mei 1942 in als student biologie en filosofie aan de Universiteit van München. Daar kwam ze in contact met een groep studenten die onder de naam Weiße Rose (Witte Roos) geweldloos verzet pleegden tegen de nazi’s. De groep bestond uit vijf studenten (onder wie tot haar grote verrassing broer Hans) en een paar docenten. Samen schreven ze zes pamfletten die in verschillende grote Duitse steden in onder meer telefooncellen en op geparkeerde auto’s werden neergelegd. Tijdens het verspreiden van het laatste pamflet op 18 februari 1943 ging het mis.
Terwijl Sophie honderden exemplaren van een hogere verdieping in de hal van de universiteit gooide, werd ze betrapt door conciërge Jakob Schmidt, een trouw volgeling van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP). Na een extreem korte rechtszaak kregen Sophie Scholl en de andere leden van de Weiße Rose de doodstraf. Een paar uur later al werd ze met de guillotine onthoofd.
Na de dood van Sophie Scholl werd het zesde pamflet van de Weiße Rose Duitsland uit gesmokkeld. Er werden vervolgens miljoenen kopieën van gedrukt en onder de titel ‘Manifest van de studenten uit München’ door de Britse luchtmacht boven Duitse steden uitgestrooid. De pamfletten en de geweldloze acties spreken in Duitsland nog steeds tot de verbeelding. In 2003 ging de televisiezender ZDF onder de naam Unsere Besten op zoek naar de tien belangrijkste Duitsers ooit. Sophie en Hans Scholl eindigden op de vierde plaats, voor onder meer Bach, Goethe en Einstein.
Bronnen: NIOD, Anne Frank Stichting, Trouw