Apple en Samsung vliegen elkaar continu in de haren over patenten en modellen. Klinkt als een kinderachtig welles-nietes-spel, maar dat is het niet.
Productontwikkeling kost veel geld. Dus vragen producenten patenten aan, om ervoor te zorgen dat zíj en niet jattende, kopiërende concurrenten aan hun vinding verdienen. Heb je eenmaal een patent en maakt iemand jouw uitvinding (of de vormgeving daarvan) na, dan heb je het recht de verkoop van die namaak door de rechter te laten verbieden.
Neem Apple en Samsung, die al maanden onderling in de clinch liggen. Volgens Apple zou Samsungs Galaxy Tab 10.1 te veel lijken op de iPad. Reden genoeg om aan te kloppen bij de rechtbank. Resultaat: de Galaxy Tab moest (tijdelijk) in veel landen uit de schappen.
Maar daarmee is de kous niet af: volgens Apple maakt Samsung zich ook met zijn Galaxy S-smartphone schuldig aan patentinbreuk. De manier waarop Samsung-gebruikers door een fotoalbum kunnen bladeren, lijkt volgens Apple te veel op die van de iPhone. Ook hier stelde de rechter Apple in het gelijk – maar zodra Samsung de software aanpast, is er niets aan de hand.
Over tientallen andere patenten lopen de rechtszaken nog even door. Samsung is trouwens op zijn beurt weer een bodemprocedure tegen Apple begonnen. En de iPhone-maker ligt ook in de clinch met de Taiwanese telefoonfabrikant HTC en met Google.
Dit is een fragment van de rubriek ‘In vijf minuten… Patenten’, te vinden in KIJK 12/2011, in de winkel van 21 oktober tot en met 17 november. De tekst werd geschreven door Nick Kivits.
Meer informatie: