Uit de recente geschiedenis kennen we een aantal politieke moorden, zoals die op Pim Fortuyn in 2002 en op André Cools in 1991. Maar geen moord was zo gruwelijk als die op de gebroeders Johan en Cornelis de Witt, op 20 augustus 1672.
In dat Rampjaar, waarin de Republiek door alle buurlanden werd aangevallen, zochten mensen een zondebok. Die vonden de Prinsgezinden, die terug wilden naar een erfelijk stadhouderschap, in raadspensionaris Johan. Dat was de machtigste man van de Republiek, zijn broerdeed nauwelijks voor hem onder. Cornelis werd zelfs beschuldigd van het beramen van een aanslag op prins Willem III, en voor het leven verbannen uit Holland. Toen Johan hem na dit vonnis op wilde ophalen bij de Haagse Gevangenpoort, werden de broers door een woedende menigte gelyncht. Vervolgens werden hun lijken opgehangen aan de galg en aan stukken gereten.
Beeld: Rijksmuseum