Leven kun je alleen doen, met een partner of in een groep soortgenoten. En soms heeft een organisme een ‘samenlevingscontract’ met een compleet andere soort, omdat die iets kan wat het zelf niet kan – en vice versa. Dat heet symbiose. En dat is mooi om te zien.
(Bij de foto linksboven:) De bladsnijdermier – soms ook parasolmier genoemd – is de landbouwer onder de mieren. Ze knagen stukjes uit bladeren en dragen die naar hun nest, waar tot wel 8 miljoen individuen kunnen wonen. Daar vindt een knap staaltje symbiose plaats, waar geen twee maar zelfs drie verschillende organismen van profiteren. De mieren (partner één) onderhouden tuintjes met schimmel (partner twee), die ze kweken op de afgesneden blaadjes. De tuintjes worden netjes bijgehouden door partner drie: een bacterie die antibiotica produceert die alles behalve de nuttige schimmel aanvalt. Iedereen blij – de schimmel en de bacterie zijn verzekerd van een beschermde leefomgeving, en de mier kan de voedzame schimmel voeren aan zijn larven.
Korstmossen zoals het grote dooiermos op deze foto zijn misschien wel de meest succesvolle samenwerking in de natuur. De combinatie van een schimmel met daarin een alg is te vinden op de gekste plekken, van de polen tot aan verse vulkanische grond. De schimmel is optisch de meest bepalende partner, want de vorm en grootte zijn van een korstmos zijn van hem afhankelijk. De algen die in de schimmel leven zijn door hun fotosynthese, waarbij ze koolstofdioxide met behulp van zonlicht omzetten in suikers, vooral voedsel voor de schimmel. De schimmel eet dus de algen, maar de algen delen zich even snel als ze verdwijnen. Vanwege het grote profijt van de schimmel stellen sommige wetenschappers dat deze parasiteert op de alg, maar zonder de schimmel zou de alg op veel plaatsen niet kunnen leven. Er is dus wel degelijk sprake van wederzijds voordeel.
Net als de schimmel in het korstmos heeft deze kwal een verbond met algen om aan zijn voedsel te komen. De algen leven in de bel van de kwal en hij profiteert van de suikers die zij produceren. Omdat de algen zonlicht nodig hebben, leeft de kwal in ondiep water en zwemt hij ondersteboven om zijn gasten in een beter daglicht te stellen. Vanwege zijn zwempose komt de kwal nogal eens tegen de bodem aan. Daar is hij op aangepast: zijn tentakels zien er namelijk uit als die van een zeeanemoon, zodat hij er voor roofdieren uitziet als een prikkelbaar en vastzittend beest. Krabben weten dat ook: die dragen de kwal soms op hun rug. Maar dáár heeft de kwal dan weer niet per se voordeel van.
Dat de symbiotische relatie tussen bloemen en bijen tot de verbeelding spreekt, blijkt wel uit het feit dat ze figureert in menige poging tot seksuele voorlichting. Bloemen zijn van de wollige insecten afhankelijk voor hun voortplanting, en de bijen krijgen daar voedsel voor terug in de vorm van nectar. Maar in veel landen staan de bijen onder druk, en dat kan grote gevolgen hebben voor onze voedselvoorziening, waarbij gewassen immers ook vaak moeten worden bevrucht om – het woord zegt het al – vrucht te kunnen gaan dragen. Onze afhankelijkheid van de bloemetjes en de bijtjes maakt hen wellicht de kostbaarste symbionten die er zijn. Ook letterlijk: de geschatte waarde van de bijen in de staat Californië bedraagt bijvoorbeeld circa 7,5 miljard euro per jaar.
Meer voorbeelden van symbiose in de natuur vind je in het artikel ‘Koppelkunst’ in KIJK 4/2012. Dit nummer ligt in de winkel van 9 maart tot en met 5 april.
Tekst: Stephan van Duin
Beeld: Dan Perlman/Ecolibrary.org (bladsnijdermier)