Wetenschappers hebben een nieuwe manier bedacht om het bestaan van donkere materie te bewijzen, namelijk met DNA.
Volgens huidige theorieën bestaat slechts 16 procent van het heelal uit gewone materie en de rest uit donkere materie. Maar experimenten om het bestaan van deze materie te bewijzen, hebben tot nu toe tegenstrijdige resultaten opgeleverd. De meeste experimenten gebruiken gassen en supergevoelige kristallen om de deeltjes die uit de ruimte komen te detecteren. Nu zijn er Amerikaanse onderzoekers die het heel anders willen aanpakken: ze gebruiken DNA.
Uit het folie geknald
Andrzej Drukier en collega’s bedachten een detector van 1 kubieke meter met een ondergrond van goudfolie waarop een raster van DNA-strengen van 1 meter lang is aangebracht. Als een deeltje donkere materie tegen één van de goudatomen in het folie botst, kan een goudatoom uit het folie knallen en dwars door de DNA-strengen heen schieten.
Voor biologen is het vervolgens een koud kunstje om achter het pad van het goudatoom te komen. De DNA-strengen die door het atoom zijn gebroken, zijn namelijk gemaakt in een lab en bevatten een bekende genetische code. Door te kijken welke ‘genen’ kapot zijn, is niet alleen het pad in 3D te herleiden, maar indirect ook de richting en de energie van het deeltje donkere materie.
Heilige Graal
Juan Collar, teamlid van CoGeNT, een ander project dat zoekt naar donkere materie, zegt tegen New Scientist dat een detector gebaseerd op DNA intrigerend is. Volgens hem is de detectie van donkere materie waarbij ook de richting waar het spul vandaan komt wordt bepaald de heilige graal van zijn vakgebied.
In KIJK 9/2012 lees je meer over de recentste ontwikkelingen in de zoektocht naar donkere materie.
Bronnen: ArXiv.org, New Scientist
Beeld: ynse/CC BY-SA 2.0