Voor de verkeersvliegtuigen van de toekomst bestaan allerlei fraaie ontwerpen. Maar de nuchtere waarheid is dat de huidige toestellen nog op veel punten kunnen worden verbeterd. En daardoor zal het vliegen in 2050 behoorlijk verschillen van hoe het er nu aan toegaat.
Leg eens een plaatje van een Boeing 747 uit de jaren zeventig naast een foto van een hypermoderne Boeing 787 Dreamliner. Als je dan je ogen een beetje samenknijpt en door je wimpers naar de beide toestellen kijkt, zie je niet zo gek veel verschil. Goed, die 747 heeft vier straalmotoren en die 787 slechts twee, maar verder zien we nog steeds de ronde romp, hetzelfde staartstuk en vleugels met een pijlstand.
Je zou kunnen concluderen dat er de afgelopen veertig jaar in de burgerluchtvaart nauwelijks vooruitgang is geboekt. Voor de buitenkant geldt dat misschien, maar ’onderhuids’ hebben de vliegtuigen een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Een Boeing 737-100 kon eind jaren zestig 119 passagiers over een afstand van 3241 kilometer vervoeren. Een moderne 737-800 neemt 180 passagiers mee over 7408 kilometer en verbrandt daarbij maar liefst 58 procent minder brandstof per passagier en per 100 kilometer. Efficiëntere motoren, lichtere materialen en aerodynamische snufjes hebben de vliegtuigen gemaakt tot wat ze nu zijn. Maar wat staat ons de komende decennia allemaal te wachten?
Dit is het eerste gedeelte van een artikel dat deel uitmaakt van het dossier luchtvaart 2050, te vinden in KIJK 13/2012. Dit nummer ligt in de winkel van 14 december 2012 tot en met 10 januari 2013.
NASA/Shutterstock/Idetif Beeldcreatie/Bert van den Broek