Waar komt het stof tussen de planeten vandaan? Queengitarist én sterrenkundige Brian May denkt het antwoord te hebben gevonden.
Brian May is wereldberoemd als gitarist van Queen, maar ooit studeerde hij sterrenkunde en die carrière pikte hij een aantal jaar geleden weer op. Binnenkort verschijnt er een nieuw wetenschappelijk artikel, geschreven door hem en astronoom Michael Rowan-Robinson. Hierin probeert het tweetal op basis van data verzameld door twee satellieten te bepalen waar het stof tussen de binnenste planeten van ons zonnestelsel vandaan komt.
Kometen en asteroïden
Over dit interplanetaire stof is al het nodige gepubliceerd. Duidelijk is inmiddels wel dat een deel wordt achtergelaten door kometen en een deel brokstukjes zijn van een botsing tussen twee asteroïden. Maar over de verhouding tussen die twee soorten stof wordt flink gesteggeld. Sommige onderzoekers beweren dat het stof voor minstens 90 procent van kometen afkomstig is, terwijl andere stellen dat asteroïden verantwoordelijk waren voor meer dan een derde. Daarnaast is het nog het idee, aangehangen door May, dat een deel van het stof niet ontstaan is in ons eigen zonnestelsel, maar afkomstig is uit de ruimte tussen de sterren.
Op basis van data verzameld door de alweer wat oudere satellieten IRAS (1983) en COBE (1989-1994) proberen May en Rowan-Robinson het pleit nu te beslechten. Hun conclusie: 70 procent van het stof is achtergelaten door kometen, 22 procent is ontstaan bij botsingen tussen asteroïden en 7,5 procent is afkomstig uit de interstellaire ruimte. May lijkt dus gelijk te hebben gehad wat betreft dat laatste, al is het wel zo dat hij nóg meer interstellair stof verwachtte.
Nieuw onderzoek
Rowan-Robinson en May pleiten er nu voor het stof tussen de planeten vanaf de grond aan een nieuw, uitgebreid onderzoek te onderwerpen. Liefst enkele jaren lang, want het lijkt erop dat de hoeveelheid interstellaire materie in ons zonnestelsel flink afhankelijk is van hoe actief onze eigen zon is.
Het artikel van Rowan-Robinson en May is hier nu al te lezen en wordt komende maand gepubliceerd in de Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
Beeld: Johns Hopkins University Applied Physics Laboratory/Southwest Research Institute