De relatie tussen spraak en hoogte is in kaart gebracht: talen met ‘klik-medeklinkers’ komen meestal voor in hooggelegen gebieden. Een interessante ontdekking of puur toeval?
De manier waarop taal wordt uitgesproken, hangt samen met hoogte, zo concludeerde de Amerikaanse antropoloog Caleb Everett. Hij koos een kleine zeshonderd talen, keek waar deze worden gesproken en stopte de coördinaten in Google Earth. Tot zijn verbazing lag een bepaalde groep talen precies in de hoogste gebieden op aarde.
Klikklanken
Het gaat hier om talen met de zogenoemde ejectieven, die 18 procent van de ongeveer zevenduizend talen op de wereld vormen. (In de wereldkaart hierboven zijn talen met ejectieven aangeduid met zwarte, en talen zonder ejectieven met witte bolletjes.) Ejectieven zijn medeklinkers die met een plof lucht worden uitgesproken. Daarvoor duw je de lucht achter in je keel samen, en pers je die vlak voor een medeklinker naar buiten, waardoor een soort ‘klik’ ontstaat. Horen hoe dat klinkt? Luister dan hier naar een paar voorbeelden van de antropoloog.
Taalkundigen dachten altijd dat omgeving alleen invloed kon hebben op je woordenschat. Everett heeft nu echter aangetoond dat er ook een verband bestaat tussen geografie en uitspraak. Hij hoefde weinig moeite te doen om de resultaten te interpreteren: het bewijs stond letterlijk op de kaart.
Hoger dus makkelijker
De onderzoeker stelde vast dat 87 procent van de talen met ejectieven wordt gesproken binnen 500 kilometer van de hoogste punten op onze aardkloot. Met ‘hoog’ werd 1500 meter boven zeeniveau bedoeld. Klinkt dus wel logisch dat wij deze klanken in Nederland niet hebben.
Zou er een reden zijn waarom de klanken op vooral grote hoogte voorkomen? Everett denkt dat mensen op ver boven de zeespiegel ejectieven beter kunnen uitspreken: hoe hoger je komt, hoe lager de luchtdruk, dus hoe makkelijker je lucht in je keel kunt samenpersen.
‘Volstrekte lariekoek’
De Leidse taalkundigen Sasha Lubotsky en Maarten Kossmann zijn echter van mening dat de bevinding van Everett puur toeval is. Kossmann geeft verder aan in een reactie aan KIJK dat hij het argument ‘hoe hoger je bent, hoe makkelijker je een ejectief produceert’ niet echt begrijpt. “In elk geval is het uitstekend mogelijk – zowel voor native speakers als voor anderen, om ejectieven te produceren in het laagland.”
Ook de conclusie vinden de heren “volstrekte lariekoek”. Kossmann laat weten dat “er ongetwijfeld een statistische correlatie is tussen hoogte en ejectieven, maar die kun je ook als toeval zien”. Hij legt uit dat ejectieven sowieso typisch plaatselijke verschijnselen zijn. “Als een paar van deze gebieden toevallig in het hooggebergte liggen, heb je al snel een correlatie vastgesteld.”
Bronnen: PLOS ONE, University of Miami via EurekAlert!
Beeld: Caleb Everett/University of Miami