De Nobelprijs voor de vrede gaat dit jaar naar de in Den Haag gevestigde Organization for the Prohibition of Chemical Weapons.
Met betrekking tot de Nobelprijs voor de vrede van dit jaar gonsde vooral de naam van Malala Yousufzai rond, de 16-jarige, Pakistaanse kinderrechtenactiviste die door de Taliban in het hoofd werd geschoten. Maar het Noorse Nobelcomité besliste anders: de prijs gaat dit jaar naar de Organization for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW), die toeziet op het verbod op chemische wapens en helpt bij de vernietiging daarvan.
‘Verdiende prijs’
De organisatie werd in het leven geroepen om te zorgen voor de naleving van het Verdrag Chemische Wapens, dat in 1997 van kracht werd. Dit verdrag houdt in dat de aangesloten landen – 189 stuks, op het moment van schrijven – geen chemische wapens mogen gebruiken, opslaan of produceren. (Eerder was alleen het gebruik verboden.)
Sico van der Meer, deskundige op het gebied van chemische wapens bij het Clingendael-instituut, zegt heel blij te zijn voor de OPCW en noemt de prijs onverwacht, maar zeker verdiend. “De organisatie heeft heel veel bereikt met betrekking tot het uitbannen van verschrikkelijke massavernietigingswapens”, laat hij weten. “Bovendien is de OPCW een heel neutrale organisatie gebleken die geen partij kiest.”
Sarin en mosterdgas
De OPCW kwam onlangs vooral in het nieuws rond Syrië, dat werd beschuldigd van het gebruik van chemische wapens. Het land wist vervolgens een militaire interventie te voorkomen door zich bij het Verdrag Chemische Wapens aan te sluiten. Nu ziet de OPCW erop toe dat de naar verluidt 1000 ton aan Syrische chemische wapens, waaronder sarin en mosterdgas, ook daadwerkelijk wordt vernietigd.
Daarbij komt de heel specialistische kennis van de OPCW goed van pas, legt Van der Meer uit. “Het ontmantelen van dit soort wapens moet veilig gebeuren, zodat omwonenden bijvoorbeeld niet worden blootgesteld aan gifgassen.”
Grote hoeveelheden wapens
In de aankondiging van de prijs heft het Nobelcomité nog een beschuldigende vinger op richting de VS en Rusland, die hun deadlines voor het vernietigen van chemische wapens niet hebben gehaald. “Deze twee landen hebben zulke grote hoeveelheden chemische wapens, dat de ontmanteling ervan een lastig en kostbaar proces is”, legt Van der Meer die kwestie uit. “Er is veel kritiek op het feit dat ze tot twee keer toe hun deadlines hiervoor niet hebben gehaald. Maar zolang het er de schijn van heeft dat ze hun wapens willen vernietigen, is daar vanuit de OPCW begrip voor en worden er geen maatregelen getroffen.”
Overigens is er ook nog een aantal landen dat überhaupt niet onder de OPCW valt. Angola, Egypte, Noord-Korea en Zuid-Soedan hebben het Verdrag Chemische Wapens nooit getekend, terwijl Israël en Myanmar het niet hebben geratificeerd. De invloed van de OPCW strekt zich dus op het moment helaas nog niet uit tot over de hele aardbol.
Bronnen: Nobelprize.org (PDF), AD, NBC
Beeld: Bas Czerwinski/ANP