Door onze taal hebben Nederlandse kinderen een onnodig zware kluif aan rekenopgaven.
Nederlands sprekende kinderen hebben problemen met rekenen die bijvoorbeeld Engelstalige kinderen niet hebben. Dit komt door onze manier om getallen te benoemen, denken onderzoekers. De meeste talen gebruiken bijvoorbeeld de constructie dertig-en-vier, wij gebruiken de constructie vier-en-dertig.
Uit het onderzoek blijkt dat het vermogen van een kind om symbolische hoeveelheden (gedrukte getallen) te verwerken, invloed heeft op zijn latere rekencapaciteit. Het onderwijs en de manier van getallen benoemen speelt een grote rol in dat vermogen. De rekenles is daarbij op de lange termijn (vanaf groep 2) belangrijker dan de aangeboren capaciteit van de kinderen.
Door de eenheid als eerst uit te spreken en het tiental daarna, zijn optelsommen als 34 plus 11 moeilijker voor Nederlandse kinderen. Die hebben daardoor geen moeite met het optellen van eenheden, maar vinden het optellen van getallen boven de tien behoorlijk lastig. Dat de taal bepalend is, blijkt ook uit de praktijk. Een kind van een van de onderzoeksscholen zei tijdens het rekenen tegen een andere leerling: ‘doe het gewoon in het Engels, dat is makkelijker.’
Bronnen: VU Amsterdam