Ook over een van Pluto’s kleinste maantjes weten we dankzij New Horizons nu wat meer.
Het team achter de NASA-missie New Horizons blijft maar intrigerende resultaten en plaatjes de wereld in druppelen. Deze keer gaat het om het Pluto-maantje Kerberos, dat in werkelijkheid minder groot én een stuk helderder blijkt dan eerder werd gedacht.
Bij dat nieuws werd onderstaande foto vrijgegeven, die werd gemaakt van een afstand van ongeveer 400.000 kilometer. Goed, dat heeft een allesbehalve haarscherp beeld opgeleverd, maar bedenk wel dat we tot 2011 niet eens van het bestaan van het hele object afwisten.
Kerberos bestaat duidelijk uit twee ‘lobben’, zo laat de foto zien, die samen een soort badeend vormen. (Het maantje ziet er daarmee ongeveer zo uit als de komeet die momenteel door de Rosetta-missie wordt onderzocht.) De gedachte dat de maan is ontstaan doordat twee kleinere brokstukken aan elkaar bleven plakken, ligt voor de hand.
Verder heeft het grootste gedeelte een middellijn van zo’n 8 kilometer en het kleinste een middellijn van 5 kilometer. Dat maakt Kerberos kleiner dan wetenschappers eerder dachten te hebben vastgesteld met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop. Uit die data bleek namelijk dat het maantje met zijn zwaartekracht best wat invloed uitoefent op zijn omgeving, wat onderzoekers deed concluderen dat het om een vrij grote en zware maan ging die zo moeilijk te zien was omdat hij weinig licht reflecteerde.
In werkelijkheid blijkt Kerberos net zo veel licht te reflecteren als Pluto’s andere manen – zo’n 50 procent – en is hij allesbehalve uit de kluiten gewassen. Wel lijkt hij het te winnen van het in 2012 ontdekte maantje Styx, dat een middellijn van maar zo’n 3,5 kilometer lijkt te hebben.
Ter vergelijking: ónze maan heeft een gemiddelde diameter van 3474 kilometer en is daarmee honderd keer zo groot. We hebben het in het geval van Kerberos en Styx dus echt over onderdeurtjes – maar goed, officieel zijn het manen; aan dat begrip zit geen ondergrens.
Bron: New Horizons New Center
Beeld: NASA/Johns Hopkins University Applied Physics Laboratory/Southwest Research Institute