Hoofdredacteur Inge Fraters over de steeds slimmer wordende robots – zowel in films als in oorlogssituaties.
Niets spreekt meer tot de verbeelding dan verbeelding die werkelijkheid wordt. Neem robots. Uit sciencefiction kennen ze al heel lang. Hele of – nog spannender! – halve robots die als een soort supermens optreden. Die nauwelijks stuk kunnen, bewonderenswaardig sterk zijn, angstwekkend precies zijn, helden of schurken zijn.
Robotgenie Mark Setrakian weet daar alles van: hij bouwt al dertig jaar robots voor film en tv (lees vooral het interview dat Mark van den Tempel met hem had). En hoewel Setrakian óók de geestelijke vader is van een wulps dansende damesrobot, zijn veel van zijn creaties vechtmachines, al dan niet bedoeld om in een sportieve omgeving andere robots in elkaar te meppen.
En die vechtmachine komt langzaam ons echte leven binnen. Niet alleen in Hollywood is robotica big business, maar ook in de defensie-industrie. Want wat is er voor een commandant praktischer dan een soldaat die dankzij technologie nauwelijks nog stuk gaat, bewonderenswaardig sterk is, angstwekkend precies is? Daarover gaat ons coververhaal van deze maand, geschreven door Enith Vlooswijk.
Ik las het en werd heen en weer geslingerd tussen fascinatie en ongemak. Gevoed als ik ben door spannende actiefilms, vind ik het aan de ene kant geweldig om te zien wat de soldaat van de toekomst allemaal kan. Stel je voor dat die straks rondloopt met een exoskelet dat hem een krachtpatser maakt, een breinchip die hem wapens laat aansturen, een helm vol realtime beschikbare data en een pak vol handige sensors… Of, minstens zo intrigerend: dat volledig zelfstandige robots het vuile werk op het slagveld overnemen… Hoe knap is dát?
En aan de andere kant: hoe éng is dat? Vechtmachines op tv zijn cool, maar vechten in het echt is dat nooit. Dat is op zijn best een noodzakelijk kwaad, waarin het verdraaid lastig is om de helden van de schurken te onderscheiden. Kunnen we daarin technologie wel zo’n grote rol laten spelen?
Deze column verscheen ook in KIJK 2/2016, die online te bestellen is – zonder verzendkosten.
Wil je antwoord geven op de vraag die Inge op het eind stelde? Doe dan mee aan onze poll!