Kun je maar vier of vijf échte vrienden hebben? Nieuw onderzoek gebaseerd op belgegevens lijkt daar wel op te wijzen.

Een mens kan maar ongeveer 150 vrienden en kennissen hebben, zo stelde wetenschapper Robin Dunbar in 1993. Meer zouden onze hersenen simpelweg niet aankunnen. Later bedacht de Brit nog een onderverdeling voor zijn getal: die 150 relaties zouden bestaan uit 5 echte boezemvrienden, 10 ‘gewone’ vrienden, 35 bekenden, en 100 vage kennissen. En die onderverdeling lijkt best aardig te kloppen.

6 miljard telefoongesprekken

Dunbar en zijn collega’s Pádraig MacCarron en Kimmo Kaski concluderen dat uit een dataset die gegevens over bijna 6 miljard telefoongesprekken bevat, gevoerd tussen 35 miljoen mensen. Daaruit selecteerden ze de 26.680 personen die gedurende een jaar meer dan honderd verschillende mensen belden met hun mobiel. Vervolgens telden Dunbar en zijn team hoe vaak deze personen werden gebeld.

Bij het grootste aantal bellers (7226 stuks) vielen de gebelden uiteen in vier groepen: gemiddeld 4,1 van hen werden vaak gebeld (de boezemvrienden), 11,0 minder vaak (de gewone vrienden), 29,8 nóg wat minder vaak (de bekenden), en 128,9 maar heel zelden (de vage kennissen). Niet helemaal de aantallen die Dunbar voorspelde, maar ze komen er best aardig bij in de buurt.

Ook bij de op een na grootste groep bellers (5983 stuks) klopten de aantallen heel aardig. Wel vielen de gebelden daar niet uiteen in vier, maar in vijf groepen. Blijkbaar hebben dus best wel wat mensen vijf categorieën vrienden. Maar ook hier vielen er maar een paar in de ‘BFF-categorie’.

Oude data

De gegevens die Dunbar en collega’s gebruikten, zijn overigens alweer bijna tien jaar oud – en dat is bewust. Na 2007 werden namelijk smartphones, Facebook, WhatsApp steeds meer gemeengoed. En daardoor hebben we de laatste jaren zoveel manieren gekregen om contact met elkaar te zoeken, dat simpelweg telefoontjes turven geen goed beeld van onze vriendenkring meer geeft.

Bronnen: ArXiv.org, Technology Review

Beeld: iStock/Getty Images