Vijftien jaar en 80 miljard euro kostte de bouw van het ISS. Nu het af is, wordt voorzichtig vooruitgekeken naar het einde van het ruimtestation. Hoe en wanneer dat precies ‘uit de lucht’ zal vallen, is nog niet zeker. Maar één ding staat wel vast: het wordt een machtig vuurwerk.
Wat omhooggaat, komt ooit weer naar beneden. Dat geldt voor een tennisbal, voor een met een katapult afgeschoten steen en ook voor het International Space Station. Want zelfs in de ruimte, waar alles ogenschijnlijk ontspannen rondzweeft, ontsnap je niet aan de wetten van de zwaartekracht.
Al vijftien jaar lang speelt het ruimtestation een wedstrijd met de aantrekkingskracht van de aarde en al vijftien jaar is de stand 0-0. Maar eens kantelt de wedstrijd in het voordeel van de aarde, omdat die er niets voor hoeft te doen om zwaar te zijn en het wél veel moeite kost om het ISS ‘in de lucht’ te houden. En ook veel geld trouwens: 3 miljard euro per jaar.
Wanneer het ISS precies richting aarde komt, is nog niet bekend. Bernardo Patti, bij de ESA programmamanager voor het ISS, vindt dat niet zo vreemd, omdat het ruimtestation eigenlijk pas net klaar is: “Tijdens een communie praat je toch ook niet over een begrafenis? We zullen heus niet op een dag ineens denken: nu gaan we het maar eens doen. De komende jaren onderzoekt de NASA wat de beste strategie is, samen met de Russen. Zoals het er nu uitziet, wordt het ergens rond 2020.”
Dit is het begin van een artikel uit KIJK 9/2013. Dit nummer ligt in de winkel van 26 juli tot en met 22 augustus.
Meer informatie:
Tekst: Sander Koenen
Beeld: NASA/ESA