Historicus Frank Dikötter deed uitgebreid onderzoek naar de Grote Sprong Voorwaarts, die zo’n 50 jaar geleden in China tientallen miljoenen doden eiste. KIJK interviewde hem.
In KIJK 8/2012 vind je het artikel ‘Dodelijke dadendrang’, over de Grote Sprong Voorwaarts. Met dit programma wilde de Chinese leider Mao Zedong de landbouw en industrie van zijn land naar een hoger plan tillen. In plaats daarvan veroorzaakte de bizarre reeks maatregelen die daarvoor moest zorgen een hongersnood waarbij naar schatting 45 miljoen mensen het leven lieten. Hét boek over deze periode, Mao’s massamoord, werd geschreven door Frank Dikötter, opgegroeid in Nederland maar nu hoogleraar in Hong Kong. Vandaag exclusief op deze site het eerste deel van het interview dat KIJK met hem had.
KIJK: U heeft uw boek over de Grote Sprong Voorwaarts kunnen schrijven omdat lokale archieven in China toegankelijker werden. Kunt u daar meer over vertellen?
Frank Dikötter: “Allereerst wordt er, zelfs in eenpartijstaten als China, continu druk uitgeoefend op archieven om hun deuren te openen. Ik heb zelf inmiddels meer dan vijftien jaar onderzoek gedaan in archieven, waarbij ik me concentreerde op de periode vóór 1949 omdat dat minder gevoelig leek te liggen. Intussen hield ik mijn ogen open voor alles van ná 1949, en op een gegeven moment had ik de mogelijkheid om dossiers te lezen over communistische werkkampen tot 1952. Daardoor merkte ik dat er iets aan het veranderen was, en dat nam enorm toe in de drie, vier jaar vóór de Olympische Spelen in Beijing, in 2008. Ik denk dat dit kwam doordat er in die tijd een klimaat was van openheid en welwillendheid, en dat sommige archieven daar iets te ver in meegingen door meer gegevens vrij te geven dan de bedoeling was. Zo kwam ik in de zomer van 2006 op een plek waar je enorme hoeveelheden archiefmateriaal simpelweg naar een usb-stick kon kopiëren. Maar dat duurde niet meer dan twee, drie weken. Toen ik terugkwam, waren alle computers verzegeld. Dus dat archief had duidelijk een tik op de vingers gekregen van de centrale overheid.”
“Daarnaast denk ik dat er in het bijzonder veel informatie beschikbaar kwam over de periode die ik onderzocht, de grote hongersnood veroorzaakt door de Grote Sprong Voorwaarts, simpelweg omdat men er in China zo weinig van afweet. De Culturele Revolutie [toen in 1966-1976 het land werd gezuiverd van niet-communistische elementen, JPK], die is echt taboe. Daar zul je dus ook in tijden van openheid in de archieven niets over vinden.”
“Het slechte nieuws is dat na de Spelen heel veel informatie opnieuw is geclassificeerd. In elk archief waar ik sindsdien naar ben teruggegaan, zijn de teksten verdwenen die ik eerder had kunnen inzien. Niet écht verdwenen natuurlijk; ze zíjn er nog wel, maar je kunt ze niet meer in de catalogi terugvinden. Gelukkig zag ik dat aankomen en ben ik destijds als een fret op die archieven gedoken. Ik vertelde ook mijn collega’s dat dit een buitenkansje was, maar daar hebben maar weinig mensen naar geluisterd. Ik heb in die tijd, behalve in Shanghai, nooit ook maar één buitenlander gezien in zo’n archief, wat ik erg opmerkelijk vond.”
Wat was uw grootste vondst in die archieven?
“Sowieso had ik niet gedacht dat ik zoveel notulen zou vinden van topgeheime besprekingen tussen de leiders van het land. Maar de grootste verrassing was dat ik een extreem gedetailleerd verslag vond van onderzoek naar geweld in één regio. Ik las over een jongen die wat graan had gestolen en daarom vastgebonden in een vijver werd gegooid zodat hij verdronk. En over honderden dorpelingen die hartje winter met ontblote borst buiten moesten werken – inclusief zwangere vrouwen. Gruwelijke voorbeelden van geweld, keer op keer op keer. En dat verraste me. Naïef misschien, maar ik dacht destijds nog dat de hongersnood simpelweg inhield dat er gebrek aan voedsel was.”
Hoe verklaart u dat buitensporige geweld?
“Met de radicale collectivisatie. Wanneer alles in handen van de staat is, is er geen stimulans meer om te werken. Waarom zou je graan produceren als je weet dat de staat het toch van je afpakt? So when you take away the carrot, all you’ve got left is the stick. Je kunt de boeren alleen nog met geweld aanzetten tot werken.”
“Dat wil zeggen: daarnaast is er nog een tweede mogelijkheid. Waarom zou je iemand in elkaar slaan, met benzine overgieten en in brand steken of levend begraven, als je hem ook simpelweg de toegang tot de kantine kunt ontzeggen? Het ging immers om collectieve kantines die al het voedsel in handen hadden. Daardoor kun je voedsel gebruiken als wapen. Zoals Lenin al zei: ‘Hij die niet werkt, zal niet eten.’”
“Het gebruik van geweld aan de ene kant, en het gebruik van voedsel als wapen aan de andere kant brachten me ertoe om niet meer over deze periode te denken als een hongersnood, maar als een massamoord. Ik bedoel: als ik jou opzettelijk voedsel onthoud, dan is dat toch moord?”
En is ál het geweld wat u betreft te verklaren door te stellen dat de boeren geen stimulans meer hadden om te produceren, en quota van bovenaf toch moesten worden vervuld?
“Dat, in combinatie met de structuur een eenpartijstaat. Er is daarbij één iemand de baas over een regio met, zeg, 10.000 mensen. Hij heeft het dan ook echt helemaal voor het zeggen, want er is geen georganiseerde religie meer, families zijn opgebroken door de invoering van de communes, en er zijn geen andere partijen. Bovendien werden er, vóórdat de Grote Sprong Voorwaarts begon, een half miljoen intellectuelen die zich tegen het bewind hadden uitgesproken naar werkkampen gestuurd en was de communistische partij gezuiverd. Daarbij waren honderdduizenden partijleden uit de partij geschopt omdat ze de kant van de boeren hadden gekozen, of zich hadden uitgesproken tegen het in beslag nemen van graan.”
En dan houd je de mensen over die…
“…de mensen die ik ‘Mao’s gewillige beulen’ ben gaan noemen. Het doet me denken aan het boek Ordinary Men. Daarin laat Christopher Browning zien dat de Duitsers die aan het begin van de oorlog Joden vermoordden in Polen een keus hadden. Ze hadden kunnen zeggen: ‘Ik wil dit niet.’ Sommigen weigerden dan ook, terwijl anderen wél Joden doodden. Dat waren gewillige beulen; gewone mensen die bereid waren om elk bevel van bovenaf op te volgen om er maar voor te zorgen dat ze zelf niet alleen overleefden, maar ook meer macht kregen.”
En hoeveel wist Mao van wat er gebeurde op lokaal niveau?
“Er heerst nog steeds een mythe dat Mao van niets wist, en de leiders om hem heen ook niet. Maar dat is niet waar. Ik heb in een provinciaal archief geheime notulen gevonden van een vergadering die plaatsvond op 25 maart 1959, dus midden in de hongersnood. Daarin zegt Mao: ‘Als er een hongersnood gaande is, moet je de helft van de mensen laten sterven zodat de andere helft zich vol kan eten.’ Ook stelt hij dat je de boeren nog meer graan kunt afnemen zonder dat ze in opstand komen. Verder zegt hij: ‘Hij die als eerste toeslaat, overwint; hij die als laatste toeslaat, verliest.’ Dat klinkt als een of ander Chinese wijsheid, maar later wordt duidelijk wat hij daarmee bedoelde: je moet boeren hun graan afnemen voor ze een kans hebben het te verstoppen. Er wordt dus een oorlog tegen de boeren ontketend, en daar wist Mao van.”
“En het was niet alleen Mao. Premier Zhou Enlai zegt op een gegeven moment: ‘Ik zou liever niet eten dan onze schulden aan de Sovjet-Unie niet afbetalen.’ Er is dus onder het hele leiderschap een duidelijk prioriteitenlijstje: eerst moet je je schulden afbetalen, dán moet je de mensen in de steden voeden. En de mensen op het platteland komen pas als allerlaatste aan de beurt.”
Lees hier het tweede deel van dit interview.
Frank Dikötters boek over de Grote Sprong Voorwaarts, Mao’s massamoord, is sinds kort verkrijgbaar als midprice-editie van 14,99 euro. KIJK geeft tien exemplaren van dit boek weg; meedoen met deze actie kan via deze pagina. (Reageren vóór vrijdag 27 juli 2012!) In KIJK 8/2012 vind je bovendien een groot artikel over de Grote Sprong Voorwaarts.