Het oceaanoppervlak is niet glad, maar glooiend, met heuvels en dalen. Dat komt door een zwaartekrachteffect dat tot voor kort relatief onbekend was. Een Nederlands onderzoek toont de grote gevolgen die de zogeheten zelfgravitatie heeft op de hoogte van de zeespiegel.
Voor het televisieprogramma In het kielzog van Darwin stak het zeilschip Stad Amsterdam in maart 2010 de Indische Oceaan over. Tijdens de overtocht van Australië naar Afrika werd aangetoond dat het schip door een waar heuvellandschap voer. Over de 3000 kilometer afstand daalde het schip eerst zo’n 12 meter en steeg vervolgens 55 meter.
Wie dus dacht dat de zeespiegel een eindeloos en monotoon oppervlak was, kwam na de reis van de Stad Amsterdam bedrogen uit. Het tegendeel is namelijk waar. Het oppervlak van de oceanen bestaat uit zacht glooiend heuvels met plaatselijke hoogteverschillen van soms meer dan 100 meter.
Hoe is die glooiing mogelijk? Dat heeft alles te maken met de verdeling van de zwaartekracht op aarde. Die is niet overal hetzelfde, omdat hij onder meer afhankelijk is van de massa van gesteentes in de aardmantel, die ongelijk over de aardbol zijn verdeeld. Plekken met meer massa hebben een sterker zwaartekrachtsveld.
Ook de middelpuntvliedende kracht die ontstaat door de rotatie van de aarde speelt een rol. Deze kracht werkt tegengesteld aan de zwaartekracht en is het grootst op de evenaar – ver verwijderd van de rotatie-as van de aarde – en het kleinst op de polen. Vandaar dat de zwaartekracht op Antarctica en de Noordpool harder aan je trekt dan in de tropen. Het gaat om verschillen van tienden van procenten, maar met grote gevolgen.
Dit is het begin van een artikel uit KIJK 5/2012, in de winkel van 6 april tot en met 3 mei.
Meer informatie:
Tekst: Hidde Tangerman
Beeld: GOCE Italy