We kunnen het. Sterker nog: we kunnen het al heel lang. De waterstofbommen van begin jaren vijftig haalden hun explosieve energie uit kernfusie. Wanneer lukt het dan eindelijk eens om kernfusiecentrales te bouwen? KIJK verkent het bochtige parcours van destructieve superbom naar duurzame energiebron.
Onze zon draait er zijn hand niet voor om: kernfusie. In zijn binnenste wordt continu waterstof samengesmolten tot helium. En de energie die daarbij vrijkomt, houdt deze ster al miljarden jaren aan het branden. Ondertussen behelpen wij ons hier op aarde met kolen, olie, gas, wind, water en zonlicht als bronnen van energie. En we splitsen atomen in kerncentrales, waarbij we radioactief afval op de koop toe nemen. Maar wat als wij het trucje van de zon ook hier op aarde konden uitvoeren? Hebben we dan de ultieme energiebron, die zowel schoon en onuitputtelijk is?
Het idee doet al de ronde sinds de jaren vijftig, maar vooralsnog wordt ons elektriciteitsnet nergens gevoed door een kernfusiecentrale. Wel wordt in Frankrijk hard gebouwd aan de internationale proefreactor ITER, die rond 2020 in werking hoort te treden en die tien keer zoveel energie moet kunnen produceren als hij verbruikt. Voor daarna zijn demonstratiecentrales gepland, die continu kernfusie-energie leveren.
Maar voor het zover is, zijn we een paar decennia verder – als het gaat lukken. Want als de nu ruim zestig jaar durende zoektocht naar commerciële kernfusie ons iets leert, is het wel dat het allesbehalve makkelijk is om deze veelbelovende energiebron naar onze hand te zetten.
Dit is het begin van een artikel uit KIJK 4/2012, in de winkel van 9 maart tot en met 5 april.
Meer informatie:
- Joint European Torus (JET)
- JT-60 (Japanse tokamak)
- National Ignition Facility
- ITER
- Bouw van ITER
Beeld: JET/EFDA