Veel ouders in China en India krijgen liever een zoon dan een dochter. Daardoor dreigt een enorm mannenoverschot. Of beter gezegd: een heleboel jonge kerels zullen niet aan de vrouw komen, met alle frustraties van dien. Hoe kwalijk is dat voor deze landen?
Wereldwijd worden er gemiddeld net wat meer jongens dan meisjes gebaard. Om precies te zijn: op elke 100 vrouwelijke baby’s zijn er gemiddeld 105 mannelijke. Een normaal verschijnsel dat zit ingebakken in onze biologie. Bovendien verdwijnt het verschil grotendeels als je alle leeftijden meeneemt, omdat vrouwen een wat hogere levensverwachting hebben.
Maar in een aantal Aziatische landen is deze man-vrouw-balans de laatste decennia een stuk verder doorgeslagen richting mannen. In sommige Chinese provincies werden bijvoorbeeld in 2005 meer dan 130 jongens geboren op elke 100 meisjes. In absolute getallen uitgedrukt: 1,1 miljoen meer jongens dan meisjes.
Voor delen van India gelden vergelijkbare cijfers, en ook Zuid-Koreaanse steden hadden met name in de jaren negentig te kampen met een flink ‘mannenoverschot’. Waar komt dit door? Is zo’n teveel aan jongetjes – en dus, enkele jaren later, aan jongemannen – een probleem? En zo ja, doen de betreffende landen daar iets tegen?
Dit is het begin van een artikel uit KIJK 11/2011, in de winkel van 23 september tot en met 20 oktober.
Meer informatie:
- Andrea Den Boer en Valerie M. Hudson: A surplus of men, a deficit of peace
- NyooTV: Kanishtha Dhankhar, Miss India World 2011 to support the girl child cause!
- Therese Hesketh e.a.: The consequences of son preference and sex-selective abortion in China and other Asian countries
Beeld: EPA/ANP