Vliegen zonder brandstof: dankzij zonnecellen kan het. En met nieuwe modellen werden de afgelopen maanden indrukwekkende prestaties neergezet. Reizen we dus straks in een met zonnepanelen bedekte Boeing naar onze vakantiebestemming?
2010 is een onvergetelijk jaar voor het vliegen met zonnecellen. Boeing sloot in september een contract voor 89 miljoen dollar met DARPA, de onderzoeksinstelling van het Amerikaanse leger. De reden: DARPA wil een vliegtuig dat vijf jaar lang zonder te landen in de stratosfeer zweeft, en daar moet het toestel in slagen door zichzelf in de lucht op te laden met zonne-energie.
Naast deze gigantische investering vestigden bestaande zonnecelvliegtuigen indrukwekkende records. De onbemande Zephyr 7 vloog veertien dagen en 22 minuten aan één stuk door, terwijl het prototype HB-SIA van het Solar Impulse-project het eerste zonnecelvliegtuig mét vlieger in de cockpit werd dat een nachtje doorhaalde. En dat alles zonder ook maar een drupje brandstof te verstoken.
Vliegen op zonnecellen klinkt misschien futuristisch, maar is niet zo nieuw als het lijkt. Al op 4 november 1974 doorkliefde het eerste onbemande zonnecellenvliegtuig het luchtruim. De Sunrise 1 bleef maar liefst twintig minuten in de lucht en haalde een hoogte van 100 meter. Deze prestatie leverde hij door de energie van 4096 zonnecellen te gebruiken voor zijn voortstuwing. Veel energie was dit trouwens niet; de cellen produceerden samen zo’n 450 watt, vergelijkbaar met wat een koffiezetapparaat nodig heeft.
Dit is het eerste gedeelte van een artikel uit KIJK 13/2010, in de winkel van 19 november tot en met 16 december.
Meer informatie:
Beeld: Solar Impulse