Lobotomie is het ‘genezen’ van psychiatrische patiënten door een scherp object in hun hersenen te rammen. Willem van der Does heeft geen goed woord over voor deze ingreep.
Wie vandaag de dag een ernstig psychiatrisch probleem heeft, een zware depressie bijvoorbeeld, krijgt gesprekstherapie en medicatie. Dat is nog niet zo lang het geval. Voor 1954 hadden psychiaters geen enkel medicijn ter beschikking. Het gevolg was dat vroeger veel meer mensen werden opgenomen – of beter gezegd: opgesloten. Veel inrichtingen waren overvol en mensonterend, en de ‘behandelingen’ nutteloos en onaangenaam. Denk aan dwangbuizen en ijskoude baden.
Lobotomie
Een van die behandelingen is compleet uit de hand gelopen. Dat was de lobotomie: het doorsnijden van de verbindingen tussen de frontaalkwabben (het voorste deel) en de rest van het brein. Het begon allemaal in 1935. De Portugese neuroloog António Egas Moniz (zie de foto rechts) was zestig jaar en keek terug op een glanzende wetenschappelijke carrière. Hij had in de jaren twintig de cerebrale angiografie ontwikkeld, oftewel de techniek om de bloedvaten van de hersenen door middel van contrastvloeistof en röntgenfoto’s in beeld te brengen.
In 1935 bezocht Moniz een neurologencongres in Londen, waar hij hoorde over een chimpansee waarbij de frontaalkwabben waren verwijderd. Het agressieve dier was er meegaand en rustig van geworden. Er werd ook het geval gepresenteerd van een man met een grote tumor in zijn frontaalkwabben. Na de operatieve verwijdering van het gezwel was hij opschepperig geworden. De effecten bij mens en chimpansee leken dus tegengesteld, maar dat weerhield Moniz er niet van om thuis in Lissabon iets radicaals te proberen. Hij vond een chirurg bereid om gaten te boren in de schedels van psychiatrische patiënten, waarna hersenweefsel werd vernietigd met pure alcohol of zenuwbanen werden doorgesneden met een nieuw instrument, de lobotoom.
Al in 1936 publiceerde Moniz over twintig patiënten. Hij schreef dat de resultaten positief waren, maar dat de meest chronische gevallen er minder baat bij hadden. Hij had de patiënten tot maar zes weken na de operatie gevolgd. Ze moeten nauwelijks bekomen zijn geweest van zo’n heftige ingreep en de effecten op de lange termijn waren in elk geval onbekend.
“Eenvoudig en altijd veilig”
Het artikel kreeg wereldwijd aandacht. In een Amerikaans medisch tijdschrift werd gewaarschuwd dat “de basis voor deze therapie onbegrijpelijk is” en dat dit duidelijk moet worden “voordat zelfs gedacht wordt over toepassing van deze extreem radicale procedure”. Desondanks kreeg Moniz al in 1937 ruimte in het gezaghebbende American Journal of Psychiatry voor een artikel over achttien patiënten. Hierin beweerde hij dat de operatie “eenvoudig is, en altijd veilig”.
Wat er vervolgens gebeurde, is onthutsend. Tot in de jaren vijftig werden tienduizenden patiënten geopereerd. In eerste instantie ‘hopeloze gevallen’ – mensen met een chronische en ernstige aandoening voor wie geen andere behandeling bestond. De patiënten werden echter steeds minder ziek en steeds jonger, tot kinderen aan toe. Hoe kon het zo misgaan?
Voor een belangrijk deel door het werk van één man: de Amerikaanse neuroloog Walter Freeman. Hij vond de techniek van Moniz te omslachtig en bedacht daarom een ingreep die poliklinisch plaats kon vinden. Freeman maakte daarbij gebruik van het feit dat de schedel op één plaats erg dun is: de oogkas. Nadat de patiënt met elektroshocks bewusteloos was gemaakt, werd een ijspriemachtig instrument onder het ooglid door en langs het oog door de oogkas geduwd. De patiënt kon dezelfde dag naar huis, met twee blauwe ogen. Freeman noemde dit transorbitale lobotomie. Hij was persoonlijk verantwoordelijk voor ruim drieduizend operaties en indirect, via talloze demonstraties, voor tienduizenden.
Nobelprijs voor gruwelpraktijken
In 1949 kwam het hoogtepunt voor Moniz: hij kreeg de Nobelprijs voor geneeskunde. Maar vijf jaar later werden de eerste psychofarmaca ontdekt en was er een alternatief. Ineens kwam er oog voor het risico op de soms fatale complicaties van de lobotomie, en voor de matige effecten en ernstige bijwerkingen ervan. Met de populariteit van deze ingreep was het daarna snel gedaan, hoewel enkele fanatiekelingen ermee doorgingen. De geneeskunde heeft van dit gruwelverhaal geleerd dat patiënten veel beter beschermd moeten worden tegen overambitieuze behandelaars.
Er worden nog steeds hersenoperaties uitgevoerd om psychiatrische patiënten te behandelen, maar uiteraard in een veel verfijndere vorm. En in een tijd waarin een chronische psychiatrische aandoening een reden voor euthanasie kan zijn, is dat een belangrijk medisch instrument. Met het drama van de lobotomie in het achterhoofd wordt binnen de ‘psychochirurgie’ letterlijk en figuurlijk uiterst voorzichtig geopereerd.
Deze column van Willem van der Does staat ook in KIJK 2/2019.