De ambitie is er regelmatig, maar het lukt heersers maar zelden: zó succesvol worden dat je rijk met recht een hypermacht kan worden genoemd. Wat zijn de do’s en de don’ts voor wereldleiders in spe?
Ooit strekte het Romeinse Rijk zich uit van Noord-Afrika tot Engeland en van Portugal tot voorbij Turkije. Later, in de middeleeuwen, veroverden de Mongolen onder leiding van Dzjengis Khan en zijn opvolgers een onwaarschijnlijk grote lap grond, die liep van China tot Oost-Europa. En aan het begin van de twintigste eeuw besloeg het Britse Rijk een kwart van het aardoppervlak – de oceanen die hun vloot beheerste nog niet meegerekend.
Ondertussen lukte het andere volkeren nooit om zo’n zelfde, oppermachtige status te bereiken, hoe hard ze dat ook probeerden. Het Derde Rijk was (goddank) al gauw weer verleden tijd, en ook de beschavingen van het precolumbiaanse Amerika wisten het nooit te schoppen tot echte wereldoverheerser. Waar kwam dat door? Wat is, met andere woorden, de succesformule voor een hypermacht?
Dit is het eerste gedeelte van een artikel uit KIJK 5/2010, in de winkel van 8 april t/m 5 mei.
Filmpje: Yale-hoogleraar Amy Chua, auteur van het boek Wereldrijk voor een dag (Empire for a Day), legt het probleem van het ‘bindmiddel’ voor hypermachten uit en gaat dieper in op het Romeinse Rijk, de VS, China en de EU:
Filmpje: eerste deel van hoorcollege gegeven door Chua over haar boek Wereldrijk voor een dag. (De rest van het college is ook op Youtube te vinden.)
Voor de goede orde…
In dit artikel ontbreekt in het kadertje ‘Nuttige dieren’ (pagina 63) het paard! Deze bepaald niet onbelangrijke grote, domesticeerbare, plantenetende diersoort is per ongeluk weggelaten in de opsomming van ‘De grote vijf’. Met dank aan Thijs Meijerink.
Beeld: Cornell Göksu