Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Het is vandaag 153 jaar geleden dat een van de bekendste natuurkundigen, Michael Faraday, overleed. KIJK somt nog negen andere bollebozen op.
Michael Faraday (1791-1867) ontdekte dat een kooi van elektrisch geleidend materiaal ervoor zorgt dat statische elektrische velden niet kunnen binnendringen. Het ding bood dus bescherming tegen enorme statische ontladingen, zoals een blikseminslag. Knappe kop dus, die Faraday, net als deze negen andere beroemde natuurkundigen.
Lees ook: Vijf blunders uit de wetenschap
Isaac Newton
De Britse Isaac Newton (1643-1727) bedacht een van de belangrijkste natuurkundige theorieën tot nu toe, die van de universele zwaartekracht. Volgens hem trekt alles in het universum naar elkaar toe. De kracht van die ‘zuigende werking’ is volgens Newton afhankelijk van de massa van het voorwerp en de afstand tot een ander object. Het verhaal wil dat de natuurkundige op dit idee kwam toen hij een appel uit een boom zag vallen.
James Clerk Maxwell
Niet bij iedereen gaat een belletje rinkelen bij de naam James Clerk Maxwell (1831-1879). Toch zette deze bescheiden Schot baanbrekende stappen op het gebied van elektriciteit, magnetisme en licht. Hij stelde dat dit alle drie uitingen zijn van hetzelfde fenomeen: het elektromagnetisch veld. Met de vier vergelijkingen die hij opstelde, werd Maxwell de grondlegger van het elektromagnetisme. Veel deskundigen vinden zijn werk daarom net zo belangrijk als dat van Newton en Einstein.
Ernest Rutherford
De Nieuw-Zeelander Ernest Rutherford (1871-1937) ontdekte dat atomen bestaan uit een minuscule, positief geladen atoomkern, waaromheen negatief geladen elektronen cirkelen. Dat was een flinke stap in de goede richting, want wetenschappers dachten toen dat een atoom eruitzag als een positief geladen brij met verspreide elektronen, als krenten in een krentenbol. Ook verklaarde hij het verschijnsel radioactiviteit, wat hem in 1908 een Nobelprijs opleverde.
Curie & Curie
Samen de natuurkunde bedrijven, hoe romantisch is dat? Het Frans-Poolse echtpaar Pierre (1859-1906) en Marie Curie (1867-1934) verdiepte zich in straling. In 1896 was al ontdekt dat uranium die afgeeft, maar gaandeweg ontdekten de Curies dat pekblende – het mineraal waaruit uranium wordt gewonnen – meer straling afgeeft dan uranium zelf. Het kan dus niet anders of er zitten meer radioactieve stoffen in, was hun idee. Met als resultaat: de ontdekking van de elementen polonium en radium.
Niels Bohr
Op basis van wiskunde en filosofie formuleerde de Deen Niels Bohr (1885-1962) de theorie achter het atoommodel van Rutherford. Daarmee stond hij aan de wieg van de atoomfysica. Hij wilde een brug slaan tussen de klassieke natuurkunde en de nieuwe quantummechanica. Albert Einstein vond Bohrs theorieën maar zweverig en probeerde jarenlang aan te tonen dat Bohr ongelijk had. Maar de meeste moderne natuurkundigen vinden dat Bohr de spijker op zijn kop sloeg.
Heike Kamerlingh Onnes
Helium is een gas, maar als je het koud genoeg maakt, wordt het vloeibaar. De eerste knappe kop die daarin slaagde, was de Nederlander Heike Kamerlingh Onnes (1853-1926). In 1908 tuigde hij ‘het koudste lab op aarde’ op aan de Universiteit van Leiden. Daar lukte het hem om heliumgas af te koelen tot -269 graden Celsius, slechts vier graden boven het absolute nulpunt. Aan dit koude kunstje dankt Kamerlingh Onnes een Nobelprijs.
Max Planck
De quantumtheorie, je moet er maar opkomen. De Duitse Max Planck (1858-1947) legde er de basis voor. Heel in het kort zit het zo: hete oppervlakken zenden elektromagnetische straling uit met allerlei verschillende golflengtes. Planck bedacht dat die straling was opgebouwd uit pakketjes energie met vaste waarden. Hij noemde de stukjes ‘quanta’, naar het Latijnse woord voor ‘hoeveel’. Hoeveel hij van waarde is geweest voor de wetenschap, is wel duidelijk.
Richard Feynman
Bij gerenommeerde wetenschappers denk je niet aan goed ogende rokkenjagers. Maar dan ken je Richard Feynman (1918-1988) nog niet. Als hij niet in nachtclubs rondspookte, hield deze Amerikaan zich bezig met atomen. Dat kon hij als de beste: zijn quantumelektrodynamica, die beschrijft hoe geladen atomaire deeltjes zich ten opzichte van elkaar gedragen, leverde hem zelfs een (gedeelde) Nobelprijs op.
Albert Einstein
Albert Einstein (1879-1955) zette begin twintigste eeuw de hele natuurkunde op z’n kop. Uitgaande van het idee dat licht altijd met dezelfde snelheid reist, leidde hij in 1905 zijn speciale relativiteitstheorie af. Daar volgt onder meer uit dat bewegende klokken trager lopen en bewegende voorwerpen krimpen. In 1915 overtrof de Duitser zichzelf met de algemene relativiteitstheorie, die zwaartekracht beschrijft als een kromming van de ruimte.
Dit lijstje staat ook in de Know How-special ‘De 10’.