Je hoort vaak dat gegijzelden warme gevoelens zouden gaan koesteren voor hun gijzelnemers. Is dat zo?
Stockholm, 1973. Vier bankmedewerkers worden zes dagen lang gegijzeld. Na hun bevrijding nemen ze het voor hun gijzelnemers op. Sindsdien is de term stockholmsyndroom niet meer weg te denken uit de media. Van iemand die zich genuanceerd uitlaat over degene die hem iets heeft aangedaan, wordt al gauw gezegd dat hij hieraan lijdt.
Maar van een echt ‘syndroom’ is helemaal geen sprake. De term komt in psychiatrische handboeken in elk geval niet voor en wat er precies onder verstaan moet worden, is daarom onduidelijk. Wetenschappers spreken over ‘verregaande identificatie met de dader’.
Rolf Kleber, hoogleraar psychologie en expert op het gebied van psychotrauma: “In situaties waarin slachtoffer en dader op elkaar zijn aangewezen, zie je dat slachtoffers zich aan de dader gaan aanpassen. Ze proberen te bedenken wat er in hem omgaat en wat zij kunnen doen om hun overlevingskansen te vergroten. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze zich met de dader identificeren. Je zou zoiets een overlevingsstrategie kunnen noemen.”
Toch zijn er voorbeelden van slachtoffers die wel erg in de ban van hun gijzelaar raakten. Neem Patty Hearst, te zien op de mugshots boven dit bericht. Nadat zij in 1974 was ontvoerd, sloot ze zich bij haar gijzelnemers aan en hielp hen bij een bankoverval.
Dergelijk extreem gedrag komt vaker voor, maar blijft zeldzaam, laat onderzoek zien: het overgrote deel van gegijzelden identificeert zich helemaal niet met de gijzelnemer. Laat staan dat ze voor hem of haar warme gevoelens zouden koesteren.
Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Mail hem naar info@kijkmagazine.nl!
Tekst: Iris Dijkstra
Beeld: DOJ