In Heerlijk oneerlijk legt gedragseconoom Dan Ariely uit waarom we soms frauderen, grotendeels op basis van inventief eigen onderzoek.
Waarom frauderen we? Een klassieke econoom zou zeggen: omdat we, als we een buitenkansje zien, een afweging maken tussen de opbrengst van zo’n actie en de mogelijk negatieve gevolgen – zeg, een boete als de politie ons snapt. Vinden we dat de te verwachten winst opweegt tegen de risico’s, dan gaan we over op oneerlijk handelen.
Gedragseconoom Dan Ariely (lees ons interview met hem) is het daar echter niet mee eens. In zijn nieuwe boek Heerlijk oneerlijk betoogt hij dat frauderen helemaal niet zo’n simpele, rationele aangelegenheid is. Zo blijken de pakkans en de grootte van de opbrengst nauwelijks invloed te hebben op onze bereidheid om de fout in te gaan.
Hoe zit het dan wel? Volgens Ariely zijn we enerzijds inderdaad altijd uit op gewin, maar willen we onszelf anderzijds ook blijven zien als eerlijke mensen. Die twee eigenschappen spreken elkaar tegen, maar ‘gelukkig’ zijn onze gedachtegangen zo flexibel dat we een ‘sjoemelmarge’ hebben. Dat wil zeggen: we kunnen tot op zekere hoogte frauderen zonder dat ons zelfbeeld daaronder lijdt.
Die kijk op zaken onderbouwt Ariely met talloze slimme onderzoekjes, voor een groot deel mede door hemzelf gedaan. Daarnaast put hij met veel humor uit zijn eigen ervaringen, wat een prettig lezend, persoonlijk boek heeft opgeleverd. En dan nu maar hopen dat hij zijn onderzoeksresultaten niet à la Diederik Stapel uit zijn duim heeft gezogen. (Een beetje sjoemelen met de uitkomsten is, gezien Ariely’s theorie, niet meer dan te verwachten…)
**** | 288 pagina’s | € 18,50