In Pleidooi tegen volmaaktheid betoogt Michael J. Sandel dat we gentechnologie niet moeten inzetten om de mens te verbeteren.
Een boek over gentechnologie met als titel Pleidooi tegen volmaaktheid laat qua standpunt weinig te raden over. Toch gaat Harvard-filosoof Michael J. Sandel allesbehalve vooringenomen te werk. Rafeltje voor rafeltje ontleedt hij het ongemak dat mensen voelen zodra biotechnologie niet meer dient ter genezing, maar ter verbetering. Daarbij stelt hij intrigerende vragen, zoals: waarom vinden we een designbaby creëren moreel verwerpelijk, maar een foetus screenen op ongeneeslijke ziektes niet? En waarom verwelkomen we een genetische aanpassing die een spierziekte geneest, maar veroordelen we een sporter die gendoping gebruikt?
Bij zijn zoektocht naar antwoorden toont Sandel steeds loepzuiver aan welke aannames niet kloppen en welke argumenten uiteindelijk geen hout snijden. Stap voor stap komt hij zo bij zijn punt: biotechnologie die dient om de mens te verbeteren, moeten we niet willen. Kort gezegd: zodra we gaan geloven in onze eigen maakbaarheid, verliezen we het vermogen om solidair te zijn met minder bedeelden en de veerkracht om om te gaan met tegenslagen.
Sandels analyse levert interessant leesvoer en zijn conclusie is inspirerend. Toch zit er iets niet lekker. Juist omdat de filosoof in het eerste drie kwart van zijn verhaal zijn onderwerp zo prettig precies van alle kanten belicht, ben je tegen de tijd dat je bij de conclusie belandt getraind in opperste nuance. Daardoor neem je het Sandel haast kwalijk dat hij je op het eind ‘dwingt’ om zijn eigen basisaannames, hoe nobel die ook zijn, te omarmen. Then again: dat had je kunnen weten met zo’n titel.
*** | 115 pagina’s | € 16,95
Tekst: Inge Fraters
Beeld: Harvard News Office