Wat moeten we aan met Afghanistan? Het is een vraag die allerlei westerse overheden zichzelf de afgelopen jaren meer dan eens hebben gesteld, en waar je als burger die het nieuws volgt ook graag een antwoord op hebt.
Wat is wijsheid? Onze troepen zo lang als nodig is in het Aziatische land laten blijven of ze zo snel mogelijk naar huis halen? Het land volbouwen met wegen, ziekenhuizen en scholen of de bevolking zoveel mogelijk haar eigen boontjes laten doppen?
Met dat soort dilemma’s in zijn gedachten vertrok de Vlaamse journalist Dirk Tieleman onlangs naar Afghanistan. Zijn plan: allerlei delen van het land bezoeken, de situatie met eigen ogen bekijken en, vooral, zijn oor te luisteren leggen. Niet alleen bij de aanwezige westerlingen, maar ook bij de plaatselijke bevolking, waaronder zelfs twee Talibanstrijders.
Het resultaat van al die reizen en gesprekken: Wij willen ons land terug, een prettig leesbaar verslag dat bovendien doorspekt is met overpeinzingen en twijfels van de auteur. En dat is erg fijn; daardoor krijg je echt het idee dat je meereist in het hoofd van een mens van vlees en bloed, dat namens jou poolshoogte neemt in een land waar je – waarschijnlijk – veel minder van afweet dan zou moeten om er echt een mening over te kunnen hebben.
Wat het boek bovendien sterk maakt, is dat de auteur met andere denkbeelden thuiskomt dan hij mee vertrok. “Ik ben uit België afgereisd met het idee dat we hier niets te zoeken hadden”, schrijft hij in het nawoord, “maar tot mijn verbazing zeggen de Afghanen mij dat de vreemde troepen moeten blijven.”
Oké, de reden daarvoor is niet dat de westerlingen zich in het land zo populair hebben gemaakt; uit het boek wordt wel duidelijk dat ‘we’ lang niet alles even handig aanpakken. Maar desondanks lijkt de gemiddelde Afghaan ervan overtuigd dat het alternatief voor de westerse, militaire aanwezigheid erger is: zo gauw het land aan zichzelf wordt overgelaten, vliegen de verschillende groeperingen elkaar binnen de kortste keren naar de keel, zo is de verwachting.
Wat onze steun aan de opbouw van het land betreft, wordt de conclusie van het boek misschien nog het best verwoord door Paul Ickx, adviseur van het Afghaanse ministerie van volksgezondheid. “Als een gemeenschap zelf vraagt om een nieuw project en er zelf aan meewerkt, moet het worden gesubsidieerd. Anders niet”, zegt hij. Een opvatting die mensen die weleens iets lezen over ontwikkelingssamenwerking niet zal verrassen, maar die blijkbaar nog steeds niet is doorgedrongen tot alle hulpverleners. Met als gevolg dat de miljarden die het westen momenteel in allerlei grootse, Afghaanse projecten steekt lang niet zoveel zoden aan de dijk zetten als zou kunnen. Jammer, want dat het straatarme land een effectief steuntje in de rug goed kan gebruiken, is overduidelijk.
gebonden paperback | 368 pagina’s | Van Halewyck | € 22,50 | ISBN 978 94 6131 017 0