Een nieuw experiment lijkt te laten zien dat chimpansees hun soortgenoten best een hapje willen bezorgen. Tenminste, als die daar niet al te hard om zeuren.
In hoeverre zijn apen bereid hun soortgenoten een plezier te doen? Aan die vraag zijn al heel wat onderzoeken gewijd. Eerder lieten die zien dat chimpansees in elk geval in het lab niet geneigd zijn om ervoor te zorgen dat andere apen eten krijgen. Maar een nieuw experiment van onder meer de bekende Nederlandse primatoloog Frans de Waal lijkt het tegendeel te laten zien.
Het experiment ging als volgt. Eén chimpansee, de ‘gever’, kreeg een emmer voor zich met dertig kleine pvc-buisjes in twee kleuren, terwijl in de kooi naast hem een tweede chimp zat, de ‘ontvanger’. Als de gever een buisje van de ene kleur aan een verzorger gaf, kreeg hij alleen zelf een lekker hapje. Gaf hij een buisje van de andere kleur, dan kregen zowel hijzelf als de andere aap een hapje. Resultaat: de gever koos bovengemiddeld vaak voor een buisje dat zowel hemzelf als de ontvanger van eten voorzag. Conclusie: apen zijn in staat tot vrijgevig gedrag, of, in de bewoordingen van De Waal en collega’s, tot het maken van “spontane prosociale keuzes”.
Daarnaast bleek een interessant gegeven: een ontvanger die zijn aanwezigheid kenbaar maakte aan de gever, had een grotere kans om ook een hapje te krijgen dan een ontvanger die zich muisstil hield. Maar als de ontvanger nadrukkelijk ging vragen om eten, bijvoorbeeld door zijn hand op te houden of door lege verpakkingen naar de gever toe te schuiven, kreeg hij juist minder vaak te eten. Aapjes die vragen worden overgeslagen, zo lijkt dus het devies onder chimpansees.
Vraag is vervolgens: als apen inderdaad vrijgevig zijn, waarom bleek dat dan niet uit eerdere experimenten? Het artikel van de groep-De Waal stelt dat er iets mis was met die studies; zo zouden de opstellingen te ingewikkeld zijn geweest voor de dieren. Jennifer Vonk, betrokken bij een aantal van die eerdere experimenten, is het daar niet mee eens. Enerzijds wijst ze erop dat er wel degelijk is geprobeerd de vroegere opstellingen zoveel mogelijk te versimpelen, anderzijds zegt ze dat de hierboven geschreven methode ook niet eenvoudig is voor apen. “De chimpansees moeten leren om verschillende gevolgen voor hun partner te associëren met verschillende symbolen, terwijl de gevolgen voor henzelf hetzelfde zijn”, stelt Vonk. “Dat lijkt me een lastig onderscheid om te maken.”
Een ander punt is dat de apen voor de vrijgevige optie kozen in 52,9 tot 66,7 procent van de gevallen. “Het percentage dat voor de ‘prosociale’ optie koos, is dus niet extreem hoog”, aldus Vonk. Daarnaast zet ze wat vraagtekens bij de vergelijking met de controlegroep; oftewel: apen die zónder partner moesten kiezen tussen twee kleuren pvc-buisjes. “Dit experiment werd later uitgevoerd, nadat de gegevens al waren verzameld, en nadat één van de apen was overleden. Dat maakt de vergelijking tussen beide situaties lastig.”
Vonk suggereert bovendien dat apen misschien kozen voor de vrijgevige optie, omdat ze meenden dat ze beide hapjes zelf zouden krijgen. Als dat het geval is, zou er een afname in vrijgevigheid moeten zijn, wanneer de chimpansees beter begrepen dat hapje nummer twee naar een andere aap ging. Helaas is uit het nieuwe artikel niet op te maken of de vrijgevigheid van de apen veranderde naarmate het experiment langer liep.
Al met al lijkt het dus wat voorbarig om te stellen dat definitief is vastgesteld dat apen tijdens labexperimenten vrijgevig gedrag vertonen. Maar het rijtje experimenten dat eerder het tegenovergestelde leek te vinden, heeft in elk geval wel een intrigerend tegenvoorbeeld gekregen. Toekomstige studies zullen het pleit verder moeten beslechten.
Bronnen: PNAS, ScienceNOW, Emory University via EurekAlert!
Beeld: Chad Littlejohn