Gisteren is de monsterlijk grote Prelude te water gelaten. Het ‘schip’ gaat gas uit moeilijk bereikbare velden oppompen en verwerken.
We hebben ‘schip’ maar even tussen aanhalingstekens gezet, want hoewel het ding kan varen, wordt het als het klaar is op 200 kilometer voor de kust van West-Australië gelegd. Daar gaat het 488 meter lange gevaarte de komende 25 jaar voor Shell dienst doen als floating-liquefied-natural-gas-fabriek (FLNG).
Vanaf 2017 gaat de Prelude jaarlijks 3,9 miljoen ton gas uit de aarde oppompen, vloeibaar maken door het tot 162 graden onder nul te koelen, en opslaan totdat het in kleinere schepen naar de kust kan worden getransporteerd.
Tot nu toe moest offshore-gas altijd per pijpleiding naar een installatie op het vasteland worden getransporteerd om daar vloeibaar te worden gemaakt. “Met onze innovatieve FLNG-technologie kunnen wij offshore-gasvelden exploiteren waarvan de ontwikkelingskosten anders te hoog zouden zijn”, zegt Malcolm Brinded, Executive Director, Upstream International van Shell.
Als het schip in gebruik is genomen en de opslagtanks vol zijn, weegt het ongeveer 600.000 ton – grofweg zes maal zoveel als het grootste vliegdekschip. Circa 260.000 ton daarvan is staal. Om dat onder alle omstandigheden op z’n plek te houden is de Prelude voorzien van een draaiconstructie die door de boeg van het schip steekt. Daaraan worden lange staalkabels bevestigd die het vaartuig aan de zeebodem verankeren. En doordat het schip alleen aan de voorzijde vast zit, kan het vrij om het ankerpunt draaien.
Met zijn 488 meter is de Prelude groter dan de Maersk Triple E-schepen, die ‘slechts’ 400 meter lang zijn. Maar omdat die met dik 18.000 containers aan boord continu de wereldzeeën over varen, blijven de Triple E’s wat ons betreft recordhouder.
Beeld: Shell