Dinosauriërs konden zo groot en succesvol worden door een combinatie van een geschikt ademhalingsstelsel en de mogelijkheid om eieren te leggen. Maar niet alle dinosauriërs groeiden in de loop der evolutie.
Een team van Britse paleontologen heeft gekeken naar de gegevens van ruim vierhonderd soorten archosauria (een verzamelnaam voor soorten waaronder de dinosauria) uit de tijdperken Perm tot Midden-Jura. Ze merkten op dat er bepaalde soorten waren die in die periode van 100 miljoen jaar gigantisch werden, terwijl dat voor andere soorten juist niet gold. “Een goed voorbeeld zijn de pterosaurïers, een vliegende tak die klein bleef gedurende de periode de we bestudeerd hebben”, zegt de bij het onderzoek betrokken paleontoloog Roger Benson. Deze bevindingen spreken de Wet van Cope tegen, een aanname dat diergroepen in de loop van de evolutie steeds grotere soorten voortbrengen.
Buiten kijf staat dat bepaalde dinosauriërs wel degelijk enorm werden, zoals de welbekende planteneter brachiosaurus en de tot 14 meter lange, angstaanjagende tyrannosaurus. In hun artikel speculeren de paleontologen over de reden dat deze archosauriërs zo groot konden worden. Dat zou komen door de bouw van de beesten en hun voortplantingssysteem. Delen van het skelet bevatten lucht, zeggen de onderzoekers. Door een ademhalingssysteem met eenzelfde werking als dat van een vogel (waarbij een continue stroom door het ademhalingssysteem gaat in plaats van dat lucht heen en weer wordt gepompt), konden de dieren efficiënter bewegen. En omdat grote beesten meer eieren leggen, hadden ze misschien ook een voortplantingsvoordeel ten opzichte van andere beesten.
Bronnen: Proceedings of the Royal Society B, LiveScience, ScienceNOW