Ze krijgen steeds meer naamsbekendheid en hangen op steeds meer plekken: AED’s, oftewel automatische externe defibrillators. Hoe werken die dingen eigenlijk?
De AED is een hulpmiddel bij reanimatie. Je plakt twee elektroden op de ontblote borstkas van een slachtoffer, waarna de AED de activiteit van zijn of haar hart meet en analyseert.
Het is echter een misverstand dat het apparaat daarna altijd een schok zal geven. Dat heeft alleen zin als het hart aan het fibrilleren is: een chaotische prikkeling van het hart waardoor de kamers niet meer samentrekken en er geen bloed wordt rondgepompt. Een schok kan dat fibrilleren stoppen (defibrilleren), waardoor de prikkels weer in het juiste ritme komen.
Als er helemaal geen hart-activiteit meer is, zal de AED nooit een schok geven, simpelweg omdat dat geen zin heeft. Het apparaat geeft dan opdracht om verder te gaan met reanimeren en te wachten op de hulpdiensten. Dat ze in heel veel films en ziekenhuisseries bij het zien van een flatliner op de hartmonitor meteen naar de defibrillator grijpen, ‘Charge to 200… Clear!’ roepen en dan een stroomstoot door het lichaam van de patiënt jagen, is dus klinkklare Hollywood-onzin.
Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Mail hem naar info@kijkmagazine.nl!
Beeld: iStock