Als hoogtevrees niet is aangeboren, wanneer ontstaat het dan wel? Psychologen hebben in experimenten aangetoond dat de angst pas komt als baby’s gaan kruipen.
Aangezien van een grote hoogte naar beneden vallen niet veel goeds met je lichaam doet, lijkt hoogtevrees een eigenschap die je eigenlijk vanaf je geboorte zou moeten hebben. Toch lijken baby’s vaak het randje van het bed op te zoeken. Tót ze goed kunnen kruipen, want dan hebben ze opeens wel angst voor hoogte. De psychologen die dit ontdekten, publiceerden deze week over rondrijdende en vallende baby’s.
Om het effect van kruipen na te bootsen, werden niet-kruipende baby’s in wagentjes gezet die ze zelf met een joystick konden besturen. De baby’s mochten drie weken rondzoeven en werden daarna geconfronteerd met een afgrond van 1,3 meter. Bij de kleintjes die hadden gereden, ging de hartslag omhoog. Bij de controlegroep (baby’s die nog niet konden kruipen en geen wagentjes hadden gehad) bleef de hartslag hetzelfde. Dat was een teken voor de onderzoekers om de perceptie van beweging verder te bestuderen.
Knikkende knieën
Dezelfde baby’s werden daarom in het volgende experiment voor de gek gehouden in een kamer waarvan de muren en het plafond konden bewegen. Zoals hieronder in het filmpje te zien is, wankelden de baby’s naar achteren als de kamer naar voren bewoog. De kleintjes die in een wagentje hadden gereden, reageerden veel meer dan de controlegroep.
Met beide experimenten hebben de psychologen laten zien dat hoogtevrees te maken heeft met het vermogen om de positie van je eigen lichaam te bepalen. Door te kruipen ontwikkelt deze zogenoemde proprioceptie zich, en daarmee ook hoogtevrees.
Nu weten we dus hoe de angst voor hoogte zich ontwikkelt. Maar of je daar nou veel aan hebt als je met knikkende knieën bij een afgrond staan, is een andere vraag.
Bronnen: Psychological Science, New Scientist
Beeld: D’Arcy Norman/CC BY 2.0