KIJK-lezer Hans Hermsen vraagt: “Is het te verwachten dat we in de toekomst met nieuwere telescopen het moment van de Big Bang kunnen waarnemen?”
Dat zou je inderdaad wel denken. Hoe verder je het heelal in kijkt, hoe langer geleden het licht dat je ziet vertrok richting aarde. Dus als je maar ver genoeg kijkt, verwacht je op een gegeven moment licht te zien dat afkomstig is van de oerknal, die zo’n 13,7 miljard jaar geleden plaatsvond.
Helaas werkt het niet zo. In de eerste paar honderdduizend jaar na de oerknal was het heelal namelijk gevuld met een plasma van losse elektronen en protonen. Fotonen – ‘lichtdeeltjes’ – konden in deze ‘soep’ van geladen deeltjes niet vrij bewegen, maar werden continu geabsorbeerd en weer uitgezonden.
Pas toen elektronen en protonen samen neutrale atomen vormden, circa 360.000 jaar na de oerknal, werd het heelal doorzichtig. Het oudste licht dat we kunnen zien, stamt dus van dit tijdstip. Nog ouder licht is niet te zien, hoe ver je telescoop ook kan kijken.
Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Mail hem naar info@kijk.nl!