Binnenkort overal in het Midwesten van de USA: grote velden tropische maïs voor de productie van biobrandstof – ofwel ethanol. De plantensoort wordt tot 20 procent groter dan andere gewassen waar ethanol uit wordt gewonnen.
Wetenschappers van de Universiteit van Illinois hebben een tropische maïsplant gekweekt die (beter) geschikt is voor de productie van ethanol. De plant maakt met dezelfde middelen 15 tot 20 procent meer biomassa dan gangbare maïssoorten die worden gebruikt voor de productie van biobrandstoffen. En meer biomassa is meer biobrandstof.
Dat is natuurlijk goed nieuws, maar er is meer: de plant combineert bijna letterlijk het beste van beide werelden. De onderzoekers kruisten een aantal maïsplanten afkomstig van verschillende delen van de wereld. De genen van de maïsplant uit een gematigd klimaat zorgen ervoor dat de plant beter bestand is tegen pesticiden en ziektes, terwijl de maïs uit tropische regionen goed tegen droogte kan.
Langer groeiseizoen
De door de onderzoekers gekweekte maïsplant wordt zo groot in het Midwesten van de Verenigde Staten omdat hij een ander klimaat gewend is. Het groeiseizoen is in zo’n klimaat langer, waardoor de plant het aanmaken van bloemen uitstelt en minder maïskolven aanmaakt, terwijl hij wel de hoogte inschiet. Het suiker van de plant concentreert zich vervolgens in de steel – die, in tegenstelling tot de kolven, geen directe voedingswaarde voor de mens heeft. Zo wordt geen voeding opgeofferd aan biobrandstoffen.
Maïs wordt bovendien weleens bekritiseerd als grondstof voor biobrandstof, omdat het verbouwen ervan (te) veel meststoffen vereist die weer een negatief effect hebben op het milieu. De nieuwe, tropische variant zou critici wel eens de mond kunnen snoeren. (Overigens moet het woordje ‘tropisch’ met een korrel zout worden genomen; maïs komt van oorsprong niet voor in gematigde klimaten – je kunt in feite dus zeggen dat de plant per definitie ‘tropisch’ is…)
Bronnen: GCB Bioenergy, Wiley-Blackwell via EurekAlert!