Wetenschappers hebben voor het eerst een verband aangetoond tussen de grootte van het visuele deel van onze hersenen en hoe we de wereld om ons heen zien.
Onze gedachten en emoties verschillen van persoon tot persoon, maar de visuele wereld interpreteren we allemaal hetzelfde. Tenminste, dat is hoe we er in het algemeen over denken. En dat terwijl de visuele cortex, het gedeelte van de hersenen dat verantwoordelijk is voor het verwerken van wat we zien, van persoon tot persoon met een factor drie in volume kan verschillen. Wetenschappers van University College London hebben nu voor het eerst aangetoond dat er een verband bestaat tussen de grootte van die visuele cortex en de interpretatie van onze omgeving.
De onderzoekers lieten dertig gezonde volwassenen een serie optische illusies zien. Door de illusies aan te passen, konden de onderzoekers aantonen dat de individuele vrijwilligers de illusies anders interpreteerden. Daarnaast maten ze met behulp van functionele MRI de grootte van de visuele cortex. Bij het combineren van beide tests bleek dat er een erg sterk verband was en dat personen met de kleinste visuele cortex het hardst in de illusie trapten.
Onder de illusies was ook de bovenstaande Ebbinghausillusie, een bekende illustratie waarbij twee even grote cirkels omgeven worden door stippen. Een van de cirkels is omgeven door grotere stippen en de andere door kleinere, waardoor de meeste mensen de eerste cirkel kleiner zien dan de tweede. Maar afhankelijk van de grootte van de visuele cortex zien sommigen dus nauwelijks een verschil.
Bronnen: University College London