Drie fossielen haalden onlangs de voorpagina’s. Alle drie zouden ze voor een beter inzicht in de evolutie van de mens hebben gezorgd. Maar alle drie brengen ze ook nieuwe vragen en controverses met zich mee.
“Normaal gesproken zijn we al blij als we één botje vinden,” zegt Paul Storm, als oermensdeskundige verbonden aan museum Naturalis in Leiden. “Een schedel betekent groot feest. En de vondst van een compleet skelet is wel héél bijzonder.”
Het afgelopen jaar was in paleontologisch opzicht dus op zijn minst spectaculair te noemen. Storm: “We hebben er maar liefst drie fraaie, redelijk complete skeletten bij: Darwinius, Ardi, en de Hobbit.”
Het fossiele drietal biedt op drie tijdstippen een nieuw kijkje in onze stamboom. Zo weten we nu dat rond 47 miljoen jaar geleden een diertje dat je nog nauwelijks ‘aap’ kon noemen, rondscharrelde in de buurt van Frankfurt. Verder werd eindelijk het onderzoek naar de 4,4 miljoen jaar oude resten van een rechtoplopende, primitieve mensachtige uit Ethiopië gepubliceerd, en leverde het lopende onderzoek naar de 18.000 jaar oude ‘Hobbit’ uit Indonesië verrassende nieuwe theorieën op.
Van die drie onderzoeksprojecten was de vondst van het 47 miljoen jaar oude oeraapje Darwinius masillae misschien wel het spectaculairst. Op 19 mei 2009 werd het fossiele skeletje in New York met veel tamtam onthuld. Sir David Attenborough was aanwezig, de New Yorkse burgemeester Michael Bloomberg ook. En niet voor niets: de presentatie van Darwinius en de bijbehorende documentaire werden al snel beschreven als ‘het achtste wereldwonder’. Vooral het begrip ‘missing link’ was in de berichtgeving niet van de lucht. Maar om wát voor link, om wat voor schakel tussen welke soorten gaat het eigenlijk?
Het volledige artikel staat in KIJK 4/2010, in de winkel van 12 maart t/m 7 april 2010. Het werd geschreven door paleontoloog Anne Schulp van het Natuurhistorisch Museum Maastricht.
Beeld: EPA/ANP