Gaan we binnenkort van een mobile-first– naar een AI-first-wereld? Dat vraagt Niels ’t Hooft zich af in deze column.
In de film Her (Spike Jonze, 2013) wordt schrijver Theodore Twombly verliefd op zijn pratende besturingssysteem. Het is misschien wel mijn favoriete film van de afgelopen jaren: een geloofwaardig, subtiel nabije-toekomstscenario dat écht romantisch is. De enige romantische liefde is de onbeantwoorde liefde, en dat is de liefde voor een computer uiteindelijk altijd. Twombly ontdekt dat zijn systeem intieme relaties heeft met honderden gebruikers; vervolgens trekt het de wijde wereld in. In feite om zichzelf te ontdekken.
Geen snars
Ik denk nog regelmatig terug aan Her, vooral als ik weer eens probeer iets gedaan te krijgen met AI-assistent Siri op mijn iPhone. Het contrast is gigantisch. Waar Twombly’s OS een boeiende, grappige, opwindende gesprekspartner is, vergeet Siri waar we het net nog over hadden en doet ze alles af met flauwe oneliners. En als ik een Engelse term in onze Nederlandstalige conversatie gooi, begrijpt ze er geen snars meer van.
Maar de ontwikkelingen staan niet stil. De oorspronkelijke makers van Siri kondigden onlangs Viv aan, een AI-assistent die veel complexere opdrachten aankan. Facebook Messenger werd laatst opengesteld voor bots, bijvoorbeeld als doorgeefluik naar diensten. En de CEO van Google, Sundar Pichai, suggereerde dat we spoedig van een mobile-first– naar een AI-first-wereld zullen gaan.
Gesprek als interface
Hoe geavanceerd onze computers ook zijn, inclusief onze telefoons, je kunt ze steeds maar één taak tegelijk geven. Siri is daarop geen uitzondering; je formuleert een specifieke opdracht en wacht op het resultaat. We zijn eraan gewend, maar zeker voor eenvoudige, herhalende taken is dat zonde van de tijd en de energie.
De belofte van de AI-assistent is de belofte van het gesprek als interface: je stelt een complexe vraag, en de computer vogelt de tussenliggende stappen uit. Het apparaat verdwijnt naar de achtergrond, zoals Pichai voorspelt en zoals in Her het geval is, en jij richt je weer puur op de interessante, creatieve arbeid. Als het straks echt goed werkt, zou je er inderdaad zo verliefd op kunnen worden.
Niels ‘t Hooft stond tot deze zomer met zijn column in KIJK van . Deze tekst werd gepubliceerd in KIJK 7/2016.
Beeld: Erik de Klein