Hoe kan het dat je zelden hoort dat een vliegtuig een klapband heeft gehad, terwijl dit bij auto’s best vaak voorkomt?
Elke dag knallen er overal ter wereld duizenden vliegtuigen ergens op een landingsbaan. Dat gaat soms niet zachtzinnig en bovendien zijn de toestellen vaak extreem zwaar. Een Boeing 777 bijvoorbeeld heeft een maximum landingsgewicht van dik 200.000 kilo en een Airbus A380 een van zo’n 390.000 kilo.
De banden raken de baan met ongeveer 250 kilometer per uur, waarna de straalomkeerders in de motoren en de remsystemen in de wielen het gevaarte tot stilstand moeten zien te krijgen. Toch hoor je eigenlijk zelden dat een vliegtuig een klapband heeft gehad. Hoe kan dat?
Burgerbakje
Om die krachten te kunnen weerstaan, hebben vliegtuigen sterkere banden nodig dan het gemiddelde ‘burgerbakje’. De buitenwand van vliegtuigbanden is gemaakt van een rubbersoort die slijtvast is en goed bestand tegen uv-straling en de extreme hitte of kou op sommige vliegvelden. Onder het loopvlak zitten verschillende lagen nylon of aramide (een ander soort kunststof); bovendien zijn dit er veel meer dan bij een autoband. Maar wat vliegtuigbanden écht zo sterk maakt, is de forse druk waarmee ze zijn opgeblazen: een kleine 14 bar. Dat is bijna zes keer de druk van een autoband.
Overigens blijkt de band niet het zwakste onderdeel bij de landing. Volgens de eisen van de luchtvaartautoriteiten moeten vliegtuigbanden minimaal drie secondes lang een druk kunnen weerstaan die vier keer hoger is dan normaal. Uit tests blijkt dat de velg het in zo’n geval eerder begeeft dan het rubber.
En als er toch eens een vliegtuigband uit elkaar spat, loopt het meestal goed af. Een Boeing 777 heeft er namelijk veertien, een A380 tweeëntwintig en een Antonov An-225 (het grootste vrachtvliegtuig ter wereld) maar liefst tweeëndertig.
Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Mail hem naar info@kijkmagazine.nl! Deze vraag kon je vinden in KIJK 2/2017.
Beeld: Michelin